Big Boy

 

 

Vrijwel aan het begin van de geheel Engels gesproken voorstelling vraagt de actrice aan ons 'to open up'. Mijn eerste reactie op zo'n uitnodiging is een lichte vorm van kregeligheid: kom op mevrouw, voor het openen en blootstellen van onszelf hadden we U ingehuurd, of ík daaraan meedoe maak ik zelf wel uit en is in hoge mate afhankelijk van Uw optreden. Lotte Proot (zo heet de actrice) had dat natuurlijk zelf ook al bedacht. Wat heet, de voorstelling is een reis door haar verbeeldingswereld. Ze pelt zichzelf laag voor laag af, gaat terug naar toen ze tien jaar was, de leeftijd waar het allemaal begon: haar obsessieve belangstelling voor seksualiteit en (zelf)bevrediging, haar zelfhaat als vrouw en het verlangen (of het gevecht met dat verlangen) een jongen (een 'big boy') te zijn, en ook - want iedere afgepelde laag roept een ander raadsel op - de verbaasde en soms geïrriteerde blik waarmee ze tegen haar eigen fantasiën aankijkt. We bevinden ons in een 'loft', wat zowel een zolder als een duiventil kan betekenen en dat in de produktie Big Boy ook allebei ís: zolder, door de relatieve afzondering van de banale wereld daar beneden, duiventil door de wegfladderende dromen en nachtmerries waarmee Lotte Proot ons binnen anderhalf uur confronteert. Het halfronde speelvlak heeft doorzichtige muren alsof dit territorium is afgebakend door een zacht wapperende, witte voile. De feitelijke informatie waarop deze voorstelling zou kunnen zijn gebaseerd, wordt door de actrice ergens in de openingsscène in een hoekje van het podium gelezen uit een boekje: jonge vrouw maakt performances op de bovenverdieping van een flat in New York, samen met een jongen met wie ze een verhouding heeft, die misloopt door verschillende seksuele voorkeuren en die afloopt omdat de jongen sterft aan aids. De informatie wordt bijna casual verstrekt, alsof ze er niet toe doet. Ze achtervolgt ons wel, in de krankzinnige verhalen die half-droom, half-werkelijkheidsgekte zijn. Of lijken. Want niets is wat het lijkt in deze fascinerende voorstelling, die de even eenvoudige als effectieve ondertitel 'what's going on in her mind' draagt. Zonder vraagteken. Het is geen vraag maar een opdracht.

Lotte Proot wordt in haar onmogelijke opdracht ondersteund door twee jongemannen, die in hun uiterlijk en hun motoriek twee kanten van het personage van de vrouw belichamen: sfinx en swing. Joost de Jager (sfinx) zit links-midden op het speelvlak achter een kleine tafel met een onoverzienbare hoeveelheid apparatuur. Hij maakt de beelden. Nee, hij tovert met beelden. Uit die apparaten sprokkelt hij een lawine aan hallucigene, dan plotseling weer ultiem rustige afdrukken van herinneringen, dromen, nachtmerries, geprojecteerd op de achterkant van de 'voile'. Henk Bakker (swing) zit rechts-voor op de grond achter een serie kleine mengpanelen. Hij maakt het geluid. Nee, hij is geluid, hij lijkt met zijn hele lijf vergroeid met de opzwepende drum, het ritme waarop de actrice in een niet aflatende vlucht naar voren door de beelden holt. Big Boy is een voorstelling van Carina Molier, de theatermaakster met de meest persoonlijke theatrale 'handtekening' die ik in Nederland ken. Of ze ons in de voorbije jaren nu confronteerde met haar fascinatie voor de groep Velvet Underground of de persoonlijkheden Nico en Lou Reed, met haar liefde voor de schrijver en vooral de mens Godfried Bomans of haar experimenten met drugs, ze zuigt haar publiek haar binnenwereld in, als een bezweringsritueel voor haar angsten die ze tijdelijk (en bepaald niet alleen voor de duur van de voorstelling) tot de onze probeert te maken. Zonder haar publiek geforceerd met iets op te zadelen, zonder pretenties ook, met veel humor, zorgvuldig van timing en opbouw, en uitgevoerd met een precisie die virtuoos is maar zich daar ook weer geen moment op laat voorstaan. Ik kom bij haar altijd ontroerd en door elkaar geschud vandaan. En het is me al vaak (nu weer, she did it again!) overkomen dat ze na het applaus van mij meteen dóór mogen, het hele ding nog een keer spelen. Carina Molier maakt verslavend theater. Wat gewoon leek maken zij en haar performers bijzonder, door het iets langer dan gebruikelijk tegen het (theater)licht te houden. Open up, yes!

Loek Zonneveld

 

De Groene Amsterdammer, 1999

 

 

Home