Début de Saison

 
 
Volgende week barst het Theaterfestival los. Wat daar precies op het spel staat, wordt ieder jaar ongrijpbaarder en onsamenhangender. Voor spannende confrontaties moet men elders zijn.
 
- door Loek Zonneveld
 
Het grote probleem van het jaarlijkse Theaterfestival is niet wát de jury selecteert, maar hoé ze het doen. Negen ongetwijfeld hoogst interessante toneelverslaggevers debatteren onder leiding van een theaterwetenschapper een jaar lang over wat er op de Nederlandse en Vlaamse podia ten beste wordt gegeven. Ze doen dat, zo stel ik me voor, zoals de jury's van de AKO- of Libris-literatuurprijzen werken - ieder kunstprodukt wordt op eigen merites bekeken en gewogen. In zekere zin werken ze zelfs een stuk schimmiger dan die literaire jury's, want er wordt nooit een 'longlist' gepubliceerd, ieder jaar verschijnt in mei de definitieve 'shortlist' en dat was het dan. Toneel communiceert echter anders als literatuur dat doet, zelden of nooit via individuele smaakpapillen, altijd in collectieven: ensembles versus publieken.
De Vlaamse publicist Rudi Laermans omschreef die communicatie, in een beschouwing over de noodzaak van het theater, ooit zo: 'Vermoeid door de duizenden afbeeldingen die ons dagelijks omringen, vinden we in de theaterzaal eindelijk datgene wat de eindeloze stroom van beeldtenissen ons gedurig belooft maar nooit geeft: een ongelooflijk mooi, ontembaar beeld, een aura. (...) In onze verhouding met de mensen die de fictionele ruimte van het podium bevolken, valt misschien een waarheid te onderkennen betreffende alle sociale verhoudingen die ook onze persoonlijke relaties in alle betekenissen van het woord op het spel zetten.' De appreciatie van toneel gaat gepaard en staat of valt met een hoog gehalte aan publiek debat en openlijke confrontatie.
En precies dát is wat in het hart van het Theaterfestival ontbreekt. O, zeker, er wordt in de diverse randprogramma's heel wat afgeouwehoerd (ik heb er zelf jarenlang met plezier aan meegedaan), maar de kaders ontbreken, omdat het allereerste kader verkeerd, want oninteressant is: de selectie van de jury als een in het diepst geheim gesmede, polderlandse consensus van de allerindividueelste smaken van negen allerindividueelst op kunst reagerende kritici, die altijd kijken in retrospectief (dus nooit vooruitblikkend), en die altijd oordelen zonder acht te slaan op onderlinge verbanden, en zonder rekening te houden met de krachtlijnen (Vlaams woord) en probleemstellingen in het voorbije toneelseizoen.
Laat ik twee voorbeelden geven om te illustreren wat ik bedoel. Het interpreteren van Shakespeare-teksten (altijd actueel omdat Shakespeare weer een veel en gretig gespeeld auteur is) was in het afgelopen seizoen een opvallende krachtlijn in de toneelrepertoires. Zo toerden er twee markante en totaal verschillende versies van Hamlet door het land (Amlett van Jan Decorte en de integrale versie door 't Barre Land) en waren er maar liefst vier versies van Macbeth te zien. De jury liet een kans voor open doel liggen om de beide Hamlet's en minimaal twee versies van Macbeth tegenover elkaar te zetten, met alle mogelijkheden van publieke discussie over de interpretaties en de wijze van communiceren met het publiek. Een dergelijk 'Shakespeare'-blok binnen het Theaterfestival had kunnen worden aangevuld met een debat over de King Lear door de jonge bespelers van Arnhem en omstreken (Oostpool heet de groep, hun voorstelling kan niet meer worden gespeeld, maar er is beeldmateriaal beschikbaar), en dat dan in relatie tot de King Lear die er nu aan staat te komen (bij Het Nationale Toneel). De prachtige versie van Othello die de jongeren van de Vooropleiding Theater het afgelopen seizoen in Groningen maakten (Desdemona, een tekst van de jonge schrijver Joeri Vos, regie: Richard Gonlag) had vast nog kunnen worden hernomen. En dat was weer een mooie aanleiding geweest tot een debat met Koos Terpstra, die dit seizoen bij 'zijn' Noord Nederlands Toneel Othello gaat regisseren.
Tweede voorbeeld. Twee voorstellingen die opvallend ontbreken op de shortlist van het Theaterfestival zijn resp. Familie van Maria Goos (regie: Willem van de Sande Backhuyzen) en Brechts Driestuiversopera (regie: Matthijs Rümke). Aan de basis van deze onwaarschijnlijke publieksuccessen (aan de publieksvraag kon nauwelijks worden voldaan) liggen een paar interessante vragen, die onder meer gaan over de specifieke aard van deze toneelvertellingen (naturalistische televisiedramaturgie, intelligent gemaakt muziektheater), de cast (een handige mix van toneelpersoonlijkheden, televisiehelden en populaire cabaretiers) en de samenstelling van het repertoire van de producerende groepen (deze toppers werden daar weloverwogen geplaatst náást bijv. Vondels Lucifer en een bewerking van Sophokles' Elektra). Voorwaar aanleiding tot een mooi debat over de toekomst van het Nederlandse toneel.
Niets van dat al. Het Theaterfestival moet leuk en vooral ook groots zijn, en natuurlijk ook internationaal (dit jaar uitwaaierend naar Münster). Bovendien is er deze keer voor 't eerst ook een selectie te zien van het jeugdtheater, waarvoor overigens hulde, al is het te hopen dat de jury van dié selectie niet wordt (of al is?) geïnfecteerd met hetzelfde onsamenhangende smaak-concensus-virus waarvan de volwassen jury al zolang ernstig hinder heeft. Theaterfestival-directeur Arthur Sonnen degradeert zichzelf ondertussen steeds meer tot de jeugdherbergvader die 'leuke dingen' bedenkt voor zijn bonte avonden. Onlangs kreeg ik een schrijven van hem op mijn deurmat, waarin ik mocht aangeven wat mijn favoriete Nederlandstalige toneelscène aller tijden is. Straks resulterend in 'and the winner is ...', en, jawel, die scène wordt dan gespeeld op een gala-avond van de beste-Nederlandstalige-toneelscène-aller-tijden. Ik lieg niet, 't gaat echt gebeuren.
 
Een intelligent antwoord op deze verfröbeling van het toneel wordt ook deze seizoensopening weer gegeven door Maatschappij Discordia, de nog altijd met opheffen bedreigde toneelformatie, die - samen met groepen als 't Barre Land, Dood Paard en De Roovers - op het Amsterdamse Westergasterrein vanaf dinsdag 21 augustus (tot 1 oktober) als vanouds hun Début de Saison presenteert. De plek is nieuw (de 'tijdelijke schouwburg met daglicht' is het Machinegebouw naast het film-arthouse Het Ketelhuis), de sfeer als vanouds informeel, de speelvloer is (vrij naar Lope de Vega) van eenvoudige plankieren, gevuld met veel hartstocht. Er wordt mooi repertoire gespeeld, stukken die de groepen 'in voorraad' hebben, een unieke kans derhalve om Congreve's weergaloze 'Comedy of Manners' The Way Of The World te zien (een gezamenlijk project van Discordia en 't Barre Land), of de stille én ontroerende voorstelling van Tsjechovs Kersentuin (die Discordia al sinds 1999 op het repertoire heeft).
Er is echter ook veel nieuw werk te genieten. Jan Joris Lamers en Vincent van den Berg spelen regelmatig (meestal als afsluiting van de volle avonden) Tsjechovs Zwanezang, een larmoyante en van toneelnostalgie doortrokken dialoog tussen de oude toneelspeler Swetlovidov en de souffleur Nikita Iwanytsj. De 'première' daarvan zag ik onlangs in het juni-weekend dat 't Barre Land met artistieke maten de Utrechtse schouwburg bezet hield, sowieso een unieke en voor herhaling vatbare gebeurtenis, maar ook uniek omdat het de eerste keer was dat ik Jan Joris Lamers een grote toneelbak zag bespelen: 'Die kuil heeft vijfenveertig jaar van mijn leven opgeslokt, en wat voor een leven! Als ik nu in die kuil staar, zie ik alles weer voor me, tot in de kleinste details, net zo duidelijk als jouw gezicht. Dat jonge enthousiasme, dat geloof in de toekomst, die onstuimigheid.' Zwanezang blijft, door het fijnzinnig samenspel van Lamers en Van den Berg, ook in de intimiteit van het Machinegebouw een stille ode aan de continuïteit in het toneel.
Discordia heeft nu ook Botho Strauss ontdekt, sinds eind juni staat zijn stuk Besucher op het repertoire, een tekst die een raadselachtig (tegen het slot mij iets té cabaretesk) spel speelt met het theater en zijn bezoekers. Op het toneel wordt keer op keer een openingsscène gerepeteerd, waarbij een oude acteur met 'n grote reputatie (Jan Joris Lamers) wordt geconfronteerd met een van bewondering bijkans in onmacht vallende jongere collega (Maarten Boegborn). Lekker pesterig geschreven. De jeun premier die almaar roept 'Ik kom niet binnen, ik krijg de deur niet open', de routinier die sart, jent en zuigt: 'Je kijkt steeds naar beneden. Wat zoek je daar? Vondsten?' Of: 'Kind, je moet veel in de winkel hebben om je te kunnen permitteren weinig in de etalage te leggen.' Toneel over toneel? Zeker, maar licht, frivool, speels.
Speels en hilarisch is ook de kersverse samenwerking tussen Discordia met de Vlaamse groepen STAN en De Koe, in de produktie waarvan alleen al de titel een nummer is: Vandeneedevandeschrijvervandekoningdiderot. Hetgeen inhoudt dat de acteurs Matthias de Koning, Peter van den Eede en Damiaan de Schrijver (een machtig trio) flarden spelen uit een tekst van de Franse alleskunner Diderot (1713-1784), Paradoxe sur le comédien. Een inderdaad paradoxale samenspraak over typische toneelspelersvragen als: is de hoogste vorm van acteren die waarin de acteur zich als in trance geheel verliest in zijn personage, moet hij diens gevoelens en emoties ten volle in zich beleven, of dient hij juist een koele toeschouwer te zijn van zichzelf en zijn medespelers? De rijke en nog altijd hoogst actuele tekst wordt door het drietal opgediend in de vorm van één lang opgerekt slapsticknummer, een gevecht met voorwerpen (alleen al het woordloos opdekken van de tafel in de openingsscène is meer dan de moeite waard), een slachtveld vol water, rijkelijk bepoederde pruiken, eindeloze handelingen en ingenieuze woordbrouwsels.
Nieuw is ook het als work-in-progress gepresenteerde Hoofd zonder wereld door 't Barre Land, een door Czeslaw de Wijs en Ditte Pelgrom gemaakte bewerking van Elias Canetti's trilogie Die Blendung (Het Martyrium). De delen 1 (Ein Kopf ohne Welt) en 2 (Kopflose Welt) gaan tijdens het Debut de Saison (tussen 11 en 15 september) in première (deel 3, Welt im Kopf, volgt later). Verderop in dit seizoen dus meer berichten over deze titanenonderneming, voor nu valt alvast te melden dat U zich deze voorstelling beter niet kunt laten ontgaan. De 'comédie humaine' volgt het briljante origineel op de voet, vlak voor onze neus vertolkt op het kleinste podium dat men zich denken kan, met prachtige rollen van onder meer Jacob Derwig, als de noodlottig op zijn ondergang afstevenende sinoloog en naïeve boekenworm Kien en vooral Margijn Bosch als zijn hebzuchtige rattenvrouw Thérèse.
Début de Saison biedt toneel in een pure vorm, vol onversneden en gretig speelplezier, op kale plankieren, barstensvol hartstocht.
 
 
De Groene Amsterdammer, 2001

Home