|
Who's there?
Peter Brook, de in Frankrijk werkzame Engelse regisseur, heeft een nieuwe Hamlet gemaakt, zijn tweede in vijf jaar. Hij situeert het stuk op een tapijt. Michael Almereyda heeft de zoveelste verfilming van het stuk-der-stukken afgeleverd, gesitueerd in een high-tech-firma in New York, Manhattan.
- door Loek Zonneveld
Berlijn - Hamlet is uiteindelijk bereid de dood recht in de ogen te zien. Hij beantwoordt de uitdaging van Laertes, de broer van zijn vriendin Ophelia (die de dood al eerder zocht) met de tekst: 'Aangezien niemand, van wat hij achterlaat, ook maar iets weet, waarom het dan niet bijtijds achtergelaten? Bereidheid is alles.' Het bloedbad dat volgt wordt hier niet ingeleid met het gebruikelijke, spektakulaire degengekletter, het lijkt eerder een etude uit een leergang Oosterse vechttechnieken, gevangen in een adembenemend precieze choreografie. Hamlet sterft als laatste, hij zakt tergend langzaam door zijn knieën - de prins verkoos rechtop sterven boven het hurkende leven van zijn medepaleisbewoners. Vriend Horatio helpt hem naar de grond, en als Hamlet tenslotte ligt, storten alle reeds gestorvenen, ook die allang begraven waren, opnieuw ter aarde. 'Maar kijk, de ochtend in roodbruine mantel / Wandelt daar op de dauw der heuvelen oostwaarts' - hier spreekt Horatio, de tekst komt uit de eerste acte, na de zwijgende eerste opkomst van de geest van Hamlets vader. Alle doden achter Horatio staan nu weer op, kijken in het duister van het auditorium. En Horatio stelt de openingsvraag van het stuk: 'Who's there?' Stilte. Donkerslag. 'Wie is daar?', Qui est la?, was ook de titel van Peter Brooks vórige Hamlet, uit 1996. Die voorstelling werd aangekondigd als een 'recherche théâtrale', een onderzoek naar de theatrale voorwaarden om Shakespeare's Hamlet op het toneel te kúnnen brengen. De zeven acteurs speelden flarden van de tekst en doorspekten die met overwegingen over toneelspelen, ooit uitgesproken door grote theaterpioniers van de twintigste eeuw, zoals Stanislawski, Meyerhold, Artaud, Brecht en Edward Gordon Craig, van wie de open slotconclusie werd geleend: 'Ik werk heel eenvoudig. U vraagt naar mijn Methode? Mijn antwoord is: ik weet al wat theater niét moet zijn. Mijn Methode is het weglaten.' In de afgelopen tien jaar is Peter Brook (76 werd hij onlangs) in zijn voorstellingen steeds meer gaan weglaten, kwade tongen beweren op grond daarvan dat hij steeds 'ontheatraler' is geworden. Na zijn grote project Mahabharata (op basis van het gelijknamige Indiase epos), waaraan tussen 1984 en 1987 werd gewerkt (Franse én Engelse versie, verfilming), volgden met steeds ruimere tussenpozen La Tempête (1990, op basis van Shakespeare's Storm), L'Homme Qui (1993, op basis van de vertellingen van Oliver Sachs over mensen met zware psychosomatische aandoeningen) en het eerder genoemde Qui est la? Allemaal vertoningen met een minimum aan vertoon en middelen. En dan nu The Tragedy of Hamlet, in een drastische bewerking van de maestro zelf, een half jaar geleden uitgebracht in het prachtig vervallen vaudevilletheatertje Bouffes du Nord aan de Parijse Boulevard de la Chapelle (waar Brook al sinds 1974 met acteurs uit alle windstreken van de wereld zijn voorstellingen maakt), en deze zomer in Berlijn begonnen aan een Europese en wereldtournee. Alle scènes die met het handelingsverloop van de Deense prins en zijn zoektocht naar de waarheid niets te maken hebben, zijn rigoreus geschrapt. De bijplot over het wantrouwen binnen de aan het Deense hof ondergeschikte familie van Polonius is bijvoorbeeld helemaal verdwenen, met als gevolg dat Laertes aan het slot van de tragedie uitsluitend en alleen het stuk komt binnenstappen om met Hamlet te vechten. Zes acteurs, twee actrices en een musicus jongleren met de tijd en monteren de scènes over en door elkaar heen, vergelijkbaar met de manier waarop tijdens het recente Holland Festival een ploeg Poolse acteurs dat deed, maar zonder de loodzware symboliek die die voorstelling zo onverdragelijk maakte. Het publiek zit in een half carré rondom Peter Brooks favoriete speelvloerbedekking: een tapijt, hier fel rood-oranje gekleurd. Daarop slechts een aantal kussens, waarmee alles wordt gesuggereerd: de toneel-in-het-toneelruimte voor Hamlets 'Muizenval', het bed van koningin Gertrude, het graf van Ophelia. Rechts achter zit de musicus Toshi Tsuchitori, die met een eenvoudig arsenaal aan Aziatische slag-, blaas- en snaarinstrumenten een klankdecor creëert. Temidden van deze kaalslag triomfeert, als altijd bij Brook, de toneelspeler.
Bruce Myers, oudgediende in Brooks Centre International de Créations Théâtrales (hij is er van meet af aan bij geweest, en hij speelt in deze Hamlet, net als in Qui est la, zowel Polonius als de doodgraver) heeft in een interview met de Utrechtse theaterwetenschapper Emile Schra dat werk van de toneelspeler bij Peter Brook wonderschoon samengevat: 'Je kunt als acteur een hoop kwijt, jezelf overstijgen. Bovendien kun je hem steeds verbazen. Hij geeft je een lege ruimte. Die ruimte is uiteindelijk verre van leeg; wat haar omgeeft zindert van kennis, ervaring, leven. Hoewel je als acteur vrij bent, moet die vrijheid ook voortdurend en nauwkeurig worden vormgegeven. Want het doel dat Brook de acteur meegeeft is hoog: het stimuleren van gewaarwording, het gevoel van helderheid, eenvoud en complexiteit tegelijkertijd.' En over Hamlet: 'Stel dat je Hamlet zou ontmoeten, je babbelt wat met hem aan de bar en hij vertelt je zijn hele geschiedenis. Even later gaat hij naar buiten en je ziet dat hij in een straatgevecht wordt gedood. Je houdt hem stervend in je armen, terwijl hij zegt: Wat denk je, Bruce, kun jij de anderen vertellen wat mij dreef?' Brooks Hamlet gaat niet over politiek, vuile handen, dromen over dadendrang of zwelgen in dadenloosheid. Zijn Hamletvertolker (Adrian Lester) is energiek, komt snel terzake, schakelt, bespot zichzelf. Zijn tekstbehandeling (prachtig witty Engels) en zijn motoriek (snel, flitsend) volgen en sturen elkaar, geheel volgens zijn aanwijzingen aan de toneelspelers (hier geschrapt, Lester tóónt het en hoeft niets meer te ondertitelen). In de beroemde 'zijn of niet zijn'-monoloog stroopt hij quasi achteloos zijn mouw op en bestudeert de aderen in zijn arm: 'Want wie verdroeg de zweepslag van het leven / Als hij zichzelf dat alles kwijt kan schelden / Door één dolkstoot? Wie torste die last / Als niet de angst voor iets wat na de dood komt / Dat onontdekte land van waar geen reiziger ooit keert / de wil verlamde?' Hij trekt de mouw weer terug en hoont zichzelf: 'Zo maakt geweten lafaards van ons allen!' Alles zindert in deze cruciale alleenspraak, en als toeschouwer krijg je het idee dat die woorden nog nooit zo striemend binnenkwamen. Gewelddadig is hij ook, Peter Brooks Hamlet, als hij wild de schmink van Ophelia's gezicht veegt, zijn moeder agressief op het bed drukt, en Rosencrantz de fluit (die deze niet wil bespelen zoals hij Hamlet probeert te bespelen) als een mes op de keel zet. Geen weifelende denker speelt Lester, maar een razendsnel reagerende waarheidszoeker, een Spieler die de ware aard van de dood van zijn betreurde vader (hier gespeeld door de, óp en rondom het speeltapijt alomtegenwoordige Jeffery Kissoon, die ook stiefvader Claudius vertolkt) wil kennen. Dat de voorstelling af en toe wat doodslaat is helaas vooral te danken aan de beide dames. Shantala Shivalingappa maakt van Ophelia een net iets té eterisch dwaallicht, en Natasha Parry (mevrouw Brook) heeft als altijd die verongelijkte jankerigheid in haar stem, wat ook haar vertolking van Gertrude behoorlijk onverdragelijk maakt. Good Old Bruce Myers doet, vooral als de doodgraver in de opmaat naar de briljante finale, die smetjes weer vergeten. Hij maakt van die levendige clownsscène een prachtig duet met Lesters Hamlet, die de witte schedel van 'Alas, poor Yorrick' laat klepperen als een stokpop in een middeleeuwse poppenkastvoorstelling. Wereldtoneel van een bescheiden getoonde topklasse. Mooie kluif voor een van Ivo van Hove's volgende edities van het Holland Festival misschien?
Regisseur en scriptschrijver Michael Almereyda en zijn jonge Hamlet-vertolker Ethan Hawke hebben zich gewaagd aan een verfilming van Hamlet, daarmee tredend in een lange traditie die loopt van Svend Gade's stomme verfilming uit 1920 (met Asta Nielsen), via Laurence Oliviers film noire-versie uit 1948, naar zulke uiteenlopende vertolkingen als die van John Gielgud (1963, Amerikaans televisietheater met Richard Burton), de Rus Grigori Kozintsev (1964), Franco Zeffirelli (1990, met Mel Gibson) en de onverdragelijk lange versie van Kenneth Branagh uit 1996 (met de onverdragelijke Kenneth Branagh in de titelrol) - stuk voor stuk (op Gielgud/Burton na) kostuumfilms. Almereyda's Hamlet-film sluit meer aan bij de toon die de Australische regisseur Baz Luhrmann in 1997 zette met zijn flitsende 'clipversie' van Romeo + Juliet. Hij is misschien iets minder flitsend maar bepaald niet minder brutaal. De Hamlet-vertelling is overgeplaatst naar de New Yorkse media-gigant Denmark Corporation, gevestigd in het prestigieuze Hotel Elsinore in Manhattan. Zo kan-ie wel weer even, hoor ik de die-hards onder de Shakespeare-exegeten denken, maar dat valt alles mee. Almereyda heeft een intelligente en bij vlagen zelfs vrij geniale adaptatie van het stuk gemaakt, waarbij over iedere stap naar een moderne setting goed lijkt te zijn nagedacht. Hamlet organiseert geen toneel-in-het-toneel, hij monteert een slimme homevideo. Titel, uiteraard: The Mousetrap, en hij wordt keurig in een geprepareerde doos bij de huisbioscoop van de firma afgeleverd. Voor de finale ontmoeting tussen Hamlet en Ophelia, krijgt de laatste zendmicrofoons opgeplakt, zodat Claudius en Polonius de conversatie op afstand kunnen afluisteren. Ophelia verdrinkt zichzelf in een fontijn van een wolkenkrabber-atrium. De enige 'authentieke' Hamlet-lokatie die werd gehandhaafd is het kerkhof voor de begrafenis van Ophelia, maar een ontmoeting met een zwerfjunk of een baglady aldaar ging de makers klaarblijkelijk te ver - de doodgraversscène is gewoon geschrapt. Ethan Hawke is een mooie, ingetogen Hamlet, die alles wat hij meemaakt zoveel mogelijk vastlegt met een handycam en thuis in een geïmproviseerde studio monteert - zijn monologen worden gepresenteerd als voice-overs bij de home-movie-within-the-movie die hij van Hamlet maakt, wat een geraffineerde, cinematografische kwadratering van het verhaal oplevert. Grote verrassing in deze film is de geest van Hamlets vader, allemachtig prachtig en ingetogen gespeeld door toneelschrijver Sam Shepard. Hij verschijnt eerst op een bewakingmonitor van Hotel Elsenore, om daarna schielijk te verdwijnen in een Pepsi-automaat en weer op te duiken in Hamlets penthouse. Almereyda's Hamlet is een waardige hommage aan het stuk, zonder dat je één seconde het idee hebt naar een toneelfilm te zitten kijken. Hier in Berlijn is hij desalniettemin ongenadig neergesabeld als 'postmoderne Schlamperei', wellicht de reden waarom de distributeur heeft besloten hem niet in de Nederlanse bioscopen uit te brengen. De liefhebber moet wachten op de koop- en huurvideo, die waarschijnlijk in december uitkomt. Het (slimme) scenario is er al wel, uitgegeven bij Faber&Faber.
Hamlet in de regie van Peter Brook reist in 2003 door Europa. In het voorjaar van 2003 is de voorstelling te zien in De Singel in Antwerpen. De produktie is voor de televisie geregistreerd en door Arte uitgezonden.
De Groene Amsterdammer, 2002
|