'Ik haat die neger'

 

 

Bij Koos Terpstra's Noord Nederlands Toneel is een spelerstroep van overwegend jonge honden aangetreden. Zij spelen nu onder het NNT-motto 'anarchie, amusement, energie' Shakespeare's 'Othello'. De 'edele Moor' treedt in de opvoering op als domme neger.

 

- door Loek Zonneveld

 

Het is 4 oktober, ergens in de vierde week van de repetities aan Othello. Op het kale podium van de Machinefabriek, het toneelhuis van het Noord Nederlands Toneel, staat in het kille werklicht een houten wand en één stoel. Generaal Othello vraagt aan zijn vaandrig Jago 'een hecht bewijs' dat zijn lief Desdemona hem bedriegt met zijn luitenant Cassio. Jago veinst dat die opdracht hem tegenstaat, maar deelt vervolgens z'n eerste echte genadeklap uit.

'Laatst overnachtte ik bij Cassio / en daar ik werd geplaagd door felle tandpijn / kon ik geen oog dichtdoen. Nu heb je mensen / met zo'n loslippige ziel dat ze in hun slaap / alles vertellen wat er in hen omgaat / en zo iemand is Cassio / Ik hoorde hem zeggen: 'Liefste Desdemona / pas op dat onze liefde niet ontdekt wordt' / En toen ... toen greep en drukte hij mijn hand / riep 'Lieveling' en kuste me zo hevig / of hij zijn kussen met de wortels uit / mijn lippen trok; daarop schoof hij zijn been / over mijn dij, en kreunde en riep 'Ik vloek / het lot dat jou in handen van die neger gaf'.

Ludo Hoogmaartens, houdt zich eerst nog even aan de vertaling van Bert Voeten, en zegt 'die Moor' - een vergissing die hij nog wel vaker zal maken, en meteen corrigeert: 'die neger'. Zijn Jago dient het dodelijk gif van de jaloezie toe in melodieus Vlaams. Eric van Sauers' Othello, voorover gebogen, schiet tijdens Jago's teksten als door een horzel gestoken omhoog. Regisseur Terpstra: 'Nee, Erik, blijf voorover gebogen. Incasseer.'

We hebben op de tribune van de Machinefabriek dan al veel anarchie, amusement en energie geïncasseerd op deze repetitiedag. De acteurs hebben onder elkaar een smakelijke bierreclame-scène gebouwd (die Shakespeare nooit had kunnen, maar -zo stel ik me voor - graag had wíllen bedenken), aansluitend hebben de spelers regisseur Terpstra een sappig kroeggevecht aangeboden. Alles zal in de voorstelling zeker worden gebruikt. Maar nu slaat de energie even naar binnen, valt alles stil. Genadeklappen worden, in deze enscenering van Shakespeare's anatomische les op het fenomeen jaloezie, in dodelijke stilte uitgeserveerd. Jago heeft nog meer 'hechte bewijzen' in voorraad (dat vermaledijde zakdoekje bijvoorbeeld, Othello's eerste cadeautje aan zijn lief, net nonchalant verloren, in handen van Jago geraakt). Hoogmartens' Jago steekt opnieuw genadeloos toe, Van Sauers' Othello incasseert alles met zijn gebogen kop. Act III, scene 3. De tekstboeken moeten nog regelmatig worden geraadpleegd. Maar de zinderende spanning is er al wel degelijk. De regisseur en zijn ensemble van jonge honden zijn nog negentien dagen verwijderd van de eerste voorstelling met publiek.

De zwarte generaal Othello, in dienst van de senaat van Venetië, is in het geheim getrouwd met Desdemona, dochter van een senator. Het huwelijk wekt enige beroering, maar staatszaken gaan voor. De rijke stadsstaat stuurt de succesvolle Othello naar Cyprus, met de opdracht om een aanval van de Turken af te slaan. Met Othello reizen - behalve zijn kersverse vrouw - mee: de zojuist benoemde luitenant Cassio, diens collega Roderigo (die heimelijk op Desdemona verliefd is), de vaandrig Jago, die Othello haat, naar eigen zeggen omdat hij vermoed dat de Moor iets met zijn vrouw Emilia heeft gehad (zij reist trouwens ook mee, als kamenierster van Desdemona). Bij aankomst in Cyprus blijkt dat een fikse storm de aanval van de Turken reeds heeft afgeslagen: de vijandelijke vloot is gezonken. Verveling slaat toe onder de militairen. Jago voert Cassio dronken, zet Roderigo tegen hem op, en ontketent zodoende een vechtpartij. Jago schuift alle schuld subtiel op Cassio, die vervolgens door Othello uit zijn functie wordt ontheven. Jago adviseert Cassio om verhaal te halen bij Desdemona, wat hij doet. Vervolgens begint Jago stap voor stap Othello de argwaan aan te praten, dat Desdemona hem met Cassio bedriegt. Daartoe zet Jago drie middelen in. Ten eerste zijn suggestieve verhalen, die geleidelijk aan venijniger en vunziger worden. Ten tweede: een zakdoekje dat Othello ooit aan Desdemona schonk (ze verliest het per ongeluk, Jago zorgt dat het bij Cassio terecht komt). Ten derde: een in scène gezet, hitsig gesprek van Cassio met Jago, over het hoertje Bianca (hopeloos verliefd op Cassio). Othello luistert het gesprek af - daar heeft Jago voor gezorgd, in het kader van het leveren van het 'hecht bewijs', waar Othello hem zo ongeveer om heeft gesmeekt. De Moor blijft tegen beter weten in geloven dat het gesprek over Desdemona gaat.

Wanneer Othello naar Venetië wordt teruggeroepen en bekend wordt dat Cassio het bevel over Cyprus krijgt, is Desdemona over dit eerherstel op een argeloze manier zeer verheugd. Othello raakt op dit moment blind van woede en zint op de dood van zijn vrouw en van Cassio. Jago neemt dat laatste voor zijn rekening en zet daartoe Roderigo in. Die wordt door Cassio gedood, Jago neemt het liquideren van Cassio voor zijn rekening - Jago's eerste en enige fout, Cassio overleeft de aanslag. Othello wurgt nog diezelfde nacht Desdemona in het echtelijk bed. Jago's vrouw Emilia onthult, na de ontdekking van de moord op haar meesteres, het complot van haar man tegen Othello. Othello doorziet zijn fatale vergissing en pleegt zelfmoord. De laatste woorden van de ontmaskerde Jago zijn: 'Stel mij geen vragen, wat U weet, dat weet U / van nu af aan doe ik geen mond meer open' - een tekst die in Terpstra's voorstelling overbodig is geworden - Jago heeft zich op dat moment letterlijk buiten de scène opgesteld, hij doet al nauwelijks meer mee, z'n gore werk is gedaan.

 

De prijs voor de mooiste openingszin van een toneelrecensie gaat dit jaar naar Kester Freriks (NRC Handelsblad) in zijn reactie op deze Groningse Othello: 'Cabaret en tragedie verhouden zich tot elkaar als Kermis op de Dam tot de Dodenherdenking'. Volgens Freriks (en een aantal dagbladcollega's) is Terpstra's visie op Shakespeare's tekst twee voorstellingen tegelijk: malle fratsen naast groots drama. Hij schrijft: 'Soms gedraagt de cast zich als een onbezonnen schoolklas in een blokhut op de heide, een andere keer weten de spelers op een intense en integere manier de tragedie tot leven te wekken.' Dat is allemaal waar, maar de subtekst van het journaille is dat het niet mag, dat het niet gepast is.

Daar struikelt de redenering over zijn eigen benen. De Dam is dé Dam omdat we er op 4 mei kransen neerleggen en (bij wijze van spreken) op 5 mei ongestoord in botsautootjes stappen. Shakespeare schreef groot drama én botsautootjes voor een breed publiek (vergelijkbaar met de bioscoopbezoekers van nu). Hoé hij die zeer uiteenlopende smaakpapillen precies bediende, daar weten we weinig meer van, maar dát hij ze effectief bediende wel (de mensen bleven immers komen). Precies daar ligt de uitdaging voor iedere theatermaker die zich vandaag de dag van Shakespeare's teksten wil bedienen om een nieuw, breed publiek te plezieren, te teasen en uit te dagen.

Het ritme van Terpstra's Othello bedient zich inderdaad van een hoop malle maar ook zeer effectieve fratsen, grotendeels door de acteurs verzonnen, omdát ze daartoe optimale vrijheid en speelruimte kregen. De bier-reclame in deze voorstelling (Act II, scene 3) is daar een mooi voorbeeld van. Je hebt die scène -het dronken voeren van Cassio - nodig voor de vertelling, maar Shakespeare's oubollige situatie-dramaturgie lijkt hier om ándere stijlmiddelen te schreeuwen. Het vernuftige van deze voorstelling is dat de luchtigheid van de gevonden stijlmiddelen, voluit ruimte laat voor de tragedie, die zich daarná voor onze verbijsterde ogen ontrolt.

Een mooi voorbeeld van die mengeling van luchtigheid en ingedaalde ernst, zijn de vrouwen in deze Othello, vooral Desdemona en Emilia, de slachtoffers in de vertelling. De Desdemona van Ricky Koole is hier niet, of in ieder geval niet uitsluitend, de in een kazerne verdwaalde, wereldvreemde rijkeluisdochter. Koole speelt voornamelijk een nuchtere vrouw, die zich stotterend herinnert hoe belangrijk Cassio voor Othello was, die zichzelf toestaat niet alleen te schrikken van Othello's jaloezie-aanvallen, maar er ook onbesuisd razend over kan worden. Als de Moor, de onoplettende domme neger in deze Othello, om zijn zakdoekje blijft zeuren, dient Koole's Desdemona hem ongegeneerd en fel van repliek: zo verbijsterd als ze mag zijn, ze laat zich niet zomaar om een snotlap wegsturen. Een Kleenex kan-ie krijgen!

Jago's vrouw Emilia is in deze voorstelling dubbel bezet. Lotje van Lunteren en Kristen Denkers spelen afwisselend deze mooie partij (én de hoer Bianca). Aangezien ik twee tryouts heb gezien, heb ik ook de twee Emilia's mogen aanschouwen. Er is iets bijzonders met dit personage. Ze ziét veel, maar ze combineert de feiten niet, en ze probeert ondertussen haar slechte huwelijk met Jago te redden. Tegen het eind van het stuk (Act IV, scene 3) hebben meesteres Desdemona en haar kamerbediende Emilia, in feite goede vriendinnen, een scène samen. Desdemona zingt hier haar beroemde, door Verdi's operaversie van het stuk onsterfelijk gemaakte 'wilgenlied' (hier een liefdeslied van Jacques Brel). En Emilia houdt de tegen beter weten in nog altijd verliefde Desdemona een nuchtere, harde, realistische spiegel voor ('wij kunnen zacht zijn, maar ook wraakzuchtig'). Allebei de Emilia's in deze Othello spelen die scène met hun eigen middelen, en zowel Lotje van Lunteren alsook Kristen Denkers maken er, samen met de Desdemona van Ricky Koole, een wereldscène van.

U moet voor deze Othello naar Groningen. Dat is alleszins de moeite waard. Maar het hoeft niet. Want volgend seizoen gaat deze - nu op de maten van een vlakke vloer-zaal bemeten - produktie, als reisvoorstelling langs de schouwburgen in Nederland en Vlaanderen op toernee. En juist door het anarchistische huwelijk tussen hilarisch amusement en energieke tragedie, zal deze Othello op die toernee uit de lijsten barsten. En de Grote Bard zal zien dat het goed is.

De Groene Amsterdammer, 2002

 

 

Home