|
Requiem voor losers
'Truckstop' is een onontkoombare voorstelling. Dat is een dooddoener. En toch is er niks mee miszegd. De schrijfster en de makers zuigen je een verhaal binnen. Ontsnappen is er niet meer bij.
- door Loek Zonneveld
Alkmaar, het landschap van mijn jeugd. De stad waar we de Grote Boodschappen deden, even naar de kaasmarkt, en dan weer op de fiets terug naar ons Noordhollandse dorp. Theatergebouw De Vest was er toen nog niet. Jeugdtheater bestond ook nog nauwelijks - ik reis als volwassen theaterliefhebber tegenwoordig vaak (en graag) naar een gemis uit mijn kinderjaren: als ik dát toén had kúnnen zien! Ik schat het aantal pubers deze zonovergoten wintermiddag op zo'n driehonderd. Ze zijn in meerderheid cool, onverschilligheid als kwaliteit, via hun mobieltjes zoeken ze in de zaal contact met elkaar: waar zit jij, kom hierheen, fucky ik ga niet vooraan zitten, of juist wel. Als de vertelling een half uur onderweg is, stapt een jongen van rij twee ijskoud (dus ook cool) over rij één heen, en wandelt naar de uitgang. De acteur volgt hem met zijn ogen, geroezemoes onder het publiek - shit, die vindt het niks, wat vinden wij eigenlijk?! Drie minuten later komt de jongen plotseling terug, mompelt iets in de trant van 'effe pissen', ontmoet de blik van een van de actrices. Die onderbreekt haar tekst met 'hé, hallo', en speelt daarna rustig verder. 'Gaaf wijf' smiespelt een joch naast me bewonderend in het oor van zijn buurman. De pisser stapt over rij één weer terug naar zijn plaats op rij twee. De voorstelling gaat ondertussen onverstoorbaar door. We kijken naar Truckstop, een toneeltekst van Lot Vekemans, niet echt haar debuut, wel een eerste groot stuk, gespeeld door professionele acteurs. Die komen van het MUZ-theater uit Zaandam, een groep die al heel lang voor deze, als 'moeilijk' gekwalificeerde publieksgroep speelt, pubers in de leeftijd van cool sms-sen, geen gelul. In de zaal wordt het vrij snel warm, veel kids zitten dik ingepakt, voor me twee jongens die capuchons over hun kortgeknipte koppen hebben getrokken. Het is de grimmige én zeer spannende sfeer van een bokswedstrijd, tussen de speelvloer en de zaal. De eerste scène is gelijk lastig: monoloog van een meisje van achttien waar een paar schroefjes en moertjes in los lijken te zitten ('ADHD-kipje' mompelt het joch naast me). Ze vertelt over het lijmen van een dierbare lamp die in honderd stukjes is gevallen. 'Ik ben een doorzetter. Steeds weer proberen. Als een ander het opgeeft, ga ik nog even door. Da's nou typisch mij. Vermoeiend, soms. Voor anderen dan. Ik heb daar geen last van.' In de scènes daarna schetsen Katalijne (zo heet het meisje van de schroefjes en de moertjes) en haar moeder (62 is ze) hoe hún Truckstop, een cafetaria-anneks-logies&ontbijt-aan-de-grote-weg-voor-truckchauffeurs, hún trots, ongeveer in elkaar zit, en wie er zoal komen. Zo wordt Remco geïntroduceerd, een trucker van 28 waar Katalijne als een blok voor is gevallen (in eerste instantie voor zijn stemgeluid, mooit detail). We zitten binnen tien minuten midden in een verhaal, de mobieltjes zwijgen, de capuchons vóór me zijn af. Dan doen de schrijfster en de vertellers/spelers een meesterzet. In de vierde scène van Truckstop onthullen ze dat de moeder, de dochter en haar lief alledrie eigenlijk dood zijn. De feiten over hun doodsoorzaak, de manier waarop ze zijn gevonden (moeder met een messteek in haar buik, Katalijne en Remco aan flenters gereden in een vrachtauto), het tijdstip van hun dood - we krijgen het allemaal te horen. Het laatste woord van die vierde scène is: 'Morsdood'. Nu wordt het echt muisstil in de zaal, het is menens. Deze drie personages kijken terug vanuit de dood, ze gaan ons met (letterlijk) terugwerkende kracht onthullen hoe het allemaal zo gekomen is. Truckstop is een meesterlijke thriller, volgens een beproefd, maar iedere keer weer intrigerend en onontkoombaar procedé: levende lijken reconstrueren hun ondergang. De feiten uit de reconstructie doen er hier niet zoveel toe - moeder wil haar defecte dochter iets téveel beschermen en saboteert dus de prille liefde van Katalijne voor een jonge trucker, daar komt het ongeveer op neer. De manier van spelen, de magie in het winnen van die driehonderd bonkende Westfriese harten, die net nog zo cool aan het 'mobielen' waren, dáár zit de vonkende kracht van deze voorstelling. Karin Meerman (moeder), Karina Smulders (Katalijne) en Olaf Pieters (Remco, het vriendje) doen (in de regie van Allan Zipson) in Truckstop iets wat tegelijk zó waanzinnig riskant, zó intens moeilijk en zó keelsnoerend mooi is: ze openen zichzelf voortdurend naar ons, het toekijkend publiek. Wij worden partners in crime, we worden medeplichtig, we worden in vertrouwen genomen. Er is - om een toneelspelersterm te gebruiken - geen sprake van een vierde wand tussen de toeschouwers en de spelersvloer. Toneel is hier tijdelijk afgedwongen samenleven. Doe je dat als acteur niet goed, zit je in timing verkeerd, speel je op routine, ga je leunen in de vertelling, dan is het als toneelspeler met je gebeurd - dan villen die driehonderd pubers je levend. En nog gretig ook. Het publiek is een veelkoppig monster, kán dat althans zijn. Maar als de magische chemie tussen een zaal en deze drie eenzame losers, die voor zichzelf al acterend een requiem bij elkaar musiceren, eenmaal begint te vliegen, dan weet je al snel niet meer wat je overkomt, weet je niet meer waar je kijken moet. Ik moest zelf vaak slikken, en zag om me heen veel onderuitgezakt gepuber zich recht in de rode zeteltjes strekken, om de volgende stap in deze thriller mee te maken. En toen Katalijne in de slotscène opnieuw probeerde haar kapotte lamp die in honderd stukjes was gevallen, te repareren ('Steeds weer proberen als een ander het opgeeft'), hadden we ons allemaal allang gewonnen gegeven. Dat de kids na afloop in de foyer meteen weer cool naar elkaar begonnen te sms-sen, ach, waarschijnlijk hoort het er allemaal bij. Maar als een ogenschijnlijk onverschillig publiek zich zo onverschrokken aan een theatrale vertelling overgeeft, dan is er iets gebeurd, dan heeft toneel nog een vette kans tot overleven. Ik wist dat al, deze bevestiging veroorzaakte een groot geluksgevoel.
[ Toegift ]
William Shakespeare, Coriolanus. Theatergroep aluin. Regie/bewerking: Erik Snel.
Een ongemakkelijke held is hij, Shakespeare's titelfiguur in een van de meest politieke stukken van de Engelse bard, Coriolanus. Consequent tot op het bot, maar hij schiet door in zijn opvattingen, tijdens een oorlog weet hij beter wat goed is voor 'de mensen in het land' dan in vredestijd - dán gedraagt hij zich onhandig en bovenal ontactisch. Emotioneel is hij ook, en niet alleen in de betekenis van opvliegend. Zijn voornaamste tegenstander, de vaak door Coriolanus vernederde veldheer Aufidius, van het voor Rome (zo'n vijfhonderd jaar vóór onze jaartelling) vijandig volk der Volsken, noemt hem 'a boy of tears'. Coriolanus is ondanks al zijn heldendaden een jankend jochie gebleven. Een moederskind ook - uiteindelijk is het ook zijn moeder die hem tot een fatale stap verleidt. De Utrechtse groep Aluin maakt van Coriolanus een op het scherp van de snede gespeeld ensemblestuk. Zes acteurs doen alle rollen, en ze acteren die partijen met een overweldigende energie: hier staat echt iets op het spel, ze debatteren tot op de rand van het gevaar. Op een kaal speelvlak met enorme, bewegende kledingrekken, wordt een spannend jongensboek vormgegeven, een koningsdrama, een tragedie zeker ook, vol staaltjes van politieke satire en kakkers-cabaret. Warm aanbevolen.
Con Amore, naar Monteverdi/Busenello, bewerking: Jef Aerts. Toneelgroep Amsterdam, regie: Ivo van Hove.
Artistiek leider/regisseur Ivo van Hove predikt de hoop, jat in de programmafolder citaten van de Amerikaanse regisseur Peter Sellars, en leent voor de voorstelling Con Amore het libretto van Monteverdi's opera l'Incoronazione di Poppea (in 1642 geschreven door Giovanno Busenello). Een opera, déze opera door een toneelgezelschap. Dat is eerder geprobeerd. Door het beroemde Werkteater, in haar nadagen (1984), met Jan Ritsema als regisseur, en (onder andere) Joop Admiraal, Frank Groothof en Daria Mohr als spelers. Maar die zongen tenminste nog. Heel breekbaar. Want geen geschoolde opera-zangers. De jonge acteurs van Toneelgroep Amsterdam spelen het libretto zonder de Monteverdi-muziek. Dat is volgens mij al God verzoeken. Tussen de bedrijven door, en op de muzak uit een omgevallen CD-rek (en van enkele 'klankontwerpers'), barsten de acteurs uit in Sinterklaasrijmen op tonen uit een mislukte karikatuur van een Joop van den Ende-musical. Ondertussen wordt er gedoucht, gekookt, gevreëen, en creatief gevoosd met fruit, pasta en worsten. Dit alles in een open woonkeuken met aanpalende slaapvertrekken, die gedeeltelijk de schouwburgzaal in zijn geduwd. Ivo van Hove in de programmafolder: 'Wij gebruiken een operatekst om in het hart van onze tijd te kijken, om iets te weten te komen over gevoeligheden en opinies die vandaag in alle hevigheid leven.' Ja! En? Hoezo? Waartoe? De glamourboy van het Leidseplein reduceert in Con Amore het theater tot een puberale kluts van miniplaybackshow, reality soap en middelbare schooltoneel. Jasses!
De Groene Amsterdammer, 2001 |