Hongerende weg

 

Een roman van bijna vijfhonderd pagina's vangen in een theatervoorstelling van ruim twee uur, gemaakt voor kinderen vanaf tien jaar, die uitgenodigd worden samen met hun ouders te komen kijken - toneelmakers die zoiets doen zijn niet bang uitgevallen.

 

- door Loek Zonneveld

 

De zwarte acteur Bright O'Richards zegt de eerste zin van de avond: 'De nacht valt'. Twee spelers trekken een theaternacht over de lange catwalk in het midden van de zaal. Dan spreekt hij bijna plechtig de strompelende zin: 'De verhalen beginnen te vertellen'. De Vlaamse acteur Rafaël Troch neemt het van hem over, met een wonderschone straling in zijn ogen. Hij vertelt gretig over 'het land van het begin', waar de ongeborenen leefden met de geesten. Ze wilden niet geboren worden, en als die geboorte onafwendbaar was geworden, zworen ze zo snel mogelijk weer terug te komen naar de wereld van de geesten. Dit joch koos om te blijven leven. Zijn ouders noemden hem Azaro, Lazarus in de taal van de Abiku, maar dan zonder L. Deze lange theatervertelling gaat over Azaro in de tussenruimte tussen het geestenrijk en de wereld van de levenden. De catwalk wordt de hongerende weg die ooit rivier was en die daarom altijd honger heeft. Uit die weg verschijnt de geest van Azaro, een pop ter hoogte van een puber, met een poppenspeler aan zijn zijde. Nu Azaro heeft besloten te blijven, kan zijn geest ook niet terug. Ziehier de kern van de spanning in De hongerende weg van Ben Okri.

Ben Okri (Nigeria, 1959) nam ooit deel aan de twintig uur durende televisievertelling in vijf avonden, over het geheugen en de herinnering, Vertrouwd en o zo vreemd (Wim Kayzer, 1995, VPRO), gemaakt in de talloze kamers van een kasteel in Laren. Okri zat in de kamer van de schrijvers, samen met de Russische dichter Brodsky en de Peruaanse romancier en essayist Vargas Llosa. In de laatste aflevering van de serie kregen Okri en Vargas Llosa ruzie over de mogelijkheden van verzet tegen onrecht. De beheerste realist Vargas Llosa betoogde dat je op zijn minst een soort van verwachting moet hebben dat je slaagt in je verzet. Okri noemde die houding: eeuwige berusting: 'En teveel berusting bevestigt de beulen in hun rol als beulen. Je kunt een streep in het zand trekken: tot hier en niet verder.' Ben Okri las zijn gedicht An African Elegy voor: 'We are the miracles that God made / to taste the bitter fruit of time / We are precious / And one day our suffering / will turn into the wonders of the earth.' Dat is een motto voor Okri's romantrilogie The Famished Road, waarvan het eerste deel toen net twee jaar in Nederlandse vertaling verkrijgbaar was. Na zijn optreden bij Wim Kayzer is dit hallucinerende boek twee keer herdrukt. En nu is het theater.

Bij de voorstelling De hongerende weg zijn Liesbeth Coltof (Huis aan de Amstel) en Rieks Swarte (met de Firma die zijn naam draagt) samen verantwoordelijk voor regie en vormgeving. Met grove penseelstreken tekende Rieks Swarte de uiteinden van de hongerende weg. Hij maakte met zijn medewerkers ook de poppen: van de geesten, de kleine en de grote; en van de bewoners van het dorp van Azaro, de hoeren, de schuldeisers en de reusachtige boksersreus, die voor een enerverende bijna-finale zorgt. En hij bouwde de huizen aan de straat, uit simpel pakkarton gecreëerde mini-gebouwtjes met reclame-opdruk. Liesbeth Coltof en Rieks Swarte regisseerden samen een klein, hecht ensemble met prachtige spelers. Met Theo Fransz en Maureen Tauwnaar, als de aandoenlijke ouders van Azaro. Met Tessa du Mée als de steeds corrupter wordende kroegbazin Madame Koto. En met de musici Beppe Costa en Hans Thissen, die effectieve klanken toveren uit kruiken, grote en kleine snaarinstrumenten. Wat deze vertellersploeg doet is zowel toveren op de vierkante milimeter (poppen die zich subtiel krabben langs het scheenbeen, die wrijven aan hun neus, terwijl de poppenspelers teksten spreken), als op de vierkante kilometer: enerverende feesten met mensenmassa's die er niet zijn, een bokswedstrijd suggereren waarbij het publiek enthousiast meegaat in de illusie, de boksers aanmoedigend.

De hongerende weg blijft in alles een ontroerende, ontregelende en indringende vertelling over mensenkinderen die worstelen met de uitdaging die leven heet, en die net zo goed dood kan zijn. Azaro vecht met de geesten die hem terug in het geestenrijk willen. Hij ontsnapt steeds op het nippertje. Met verbijstering ziet hij toe hoe politici, gangsters en corrupte wegen- en stedenbouwers zijn wereld - de natuur - proberen kapot te maken. En dan, in het tweede deel van de voorstelling, ontmoet Azaro zijn evenknie, de jongen die zijn vriend zal worden, Ade. Hij is ook een Abiku, een zwerver in het tussenland tussen de levenden en de geesten. Maar Ade heeft het leven opgegeven. De letterlijke strijd op leven en dood tussen Azaro en Ade vormt de apotheose van deze voorstelling.

In de vijfde aflevering van Wim Kayzers televisievertelling uit 1995, Vertrouwd en o zo vreemd, zei de Nederlandse dichter/schrijver/beeldend kunstenaar Armando: 'Het lawaai van de levenden is soms moeilijk te verdragen voor de doden'. Ben Okri gaf daarop zijn eigen antwoord: 'Sommige mensen blijven groeien, zelfs na hun dood. Ze worden lastig, ze blijven vragen stellen, vraagtekens zetten bij het leven dat jij leidt na hún dood.' Okri leek daar niet onder te lijden. Zo kon hij zijn moeder nog altijd verwijten dat ze, bij hun terugkeer van Londen naar Nigeria (Okri was toen puber), diens verzameling stripverhalen in Londen had achtergelaten. Ik moest daaraan met een glimlach denken na het zien van deze voorstelling, waarin de levenden en de doden elkaar dicht op de huid zitten. Zichtbaar, invoelbaar, voor alle leeftijden. Getuige een klein kereltje dat naast me zat. Hij wipte aanhoudend op zijn stoel, sloeg vaak zijn kleine hand voor zijn mond. Terwijl zijn moeder naast hem op háár manier zat te genieten. Dat kan theater dus zijn, dacht ik, in naïeve verrukking: met magie springen door de tijd, over generaties heen. In grote vertellingen over grote gemoedsbewegingen. Rieks Swarte & Liesbeth Coltof en hun spelers, technici, musici en ontwerpers zorgen met De hongerende weg voor een unieke theaterervaring, die eindigt in een verstilde slotmonoloog van Azaro: 'Ik ben een geestenkind dat niet bij de geesten wil zijn. Ade wel. Die wil weer geest worden, vrij, opgesloten in de vrijheid. Ik ben niet meer bang voor de tijd.'

Ik liep weg uit de zaal. En miste meteen de mensen die ik in een paar uur tijd had leren kennen. En wilde ze niet meer missen. Wilde dat dit doorging. En vertrok met in mijn bonkende kop die andere titel van een televisievertelling van Wim Kayzer: Van de schoonheid en de troost.

 

 

Ondertussen in andere theaters

 

 

'Zonnekinderen' van Maxim Gorki door het Noord Nederlands Toneel, t/m 4 oktober 2003 in De Machinefabriek, Groningen. In 2005 op toernee langs de grote zalen. Inlichtingen: www.nnt.nl

 

Maxim Gorki schreef het stuk in 1905, het jaar van de eerste Russische revolutie die gesmoord werd in geweerschoten en onschuldig bloed. Centraal in de vertelling staat de chemicus Protassov, die ironisch genoeg de mensheid poogt te redden met proefnemingen die vooral veel ontploffingen en rook veroorzaken. Protassov verontachtzaamt zijn vrouw, die in de armen van een beeldend kunstenaar vlucht. Protassov wordt bemind door de zus van zijn boezemvriend Boris, wat een onmogelijke liefde is, omdat de chemicus het begrip liefde alleen kent als chemische reactie, niet als iets van vlees en bloed. Boezemvriend Boris houdt weer van Protassovs zus Lisa, een ziekelijke vrouw - dat wordt ook niks. In deze draaimolen van ondenkbare verliefdheden krijgt niemand iemand. Het bedienend personeel kijkt moedeloos en hopeloos toe.

Kinderen van de zon, zoals het stuk twaalf jaar geleden nog heette in een collectieve creatie van De Akteurs (zonder regisseur), verbeeldt een wervelend discours tussen de ratio van de wetenschap en de harteklop van de schoonheid. Er klinken echo's in door van het een jaar eerder door Gorki geschreven (en veel beroemder) stuk Zomergasten, met name in het debat over Dostojewski's adagium 'schoonheid zal de wereld redden'. In Zonnekinderen is de bemiddelaar tussen wetenschap en kunst de veearts Boris, die cynisch lijkt ('De mens is een mens zolang-ie praat, gaat-ie handelen, wordt-ie een dier'), maar die bungelt tussen realisme en een romantische inslag ('Schoonheid is beter - maar de waarheid is noodzakelijk'). In de voorstelling die Koos Terpstra van dit stuk heeft gemaakt bij het Noord Nederlands Toneel wordt Boris gespeeld door Martijn de Rijk, en dat is een verdomd mooie rol geworden. Vooral omdat het personage laag voor laag wordt opgebouwd, of liever afgepeld, totdat je tegen zijn broze binnenkant aankijkt, en dan is-ie opeens weg.

De voorstelling laat zich bekijken en beluisteren als een muziekstuk van Luciano Berio: er wordt hard gewerkt, veel gaat verloren in een kakafonie van geluiden en stemmen, en dan is er plotseling de rust, een glimlach van herkenning, een keelsnoerende ontroering. De vormgeving helpt de concentratie van de toeschouwer: uit het lood hangende muren in gifroze zuurtjeskleuren (die worden 'herhaald' in de kostuums van het bedienend personeel), een treurig eenvormige vloerbedekking, het meubilair gereduceerd tot één tafel met een stoel, drie deuren voor luidruchtige opkomsten en vooral afgangen, uniforme kostumering voor de centrale personages: de dames in gebloemde jurken van glimmende stof, blauwe kousen en pumps, de heren in donker kostuum. Het acteren heeft iets van een jazzy jamsession, variaties op een thema van Maxim Gorki. Dat acteren is niet superieur (in de zin van meesterlijk) maar eerder soeverein (onverstoord en beheerst). Met name bij de vrouwen. Mirjam Stolwijk, de echtgenote die moet schaken op vier borden tegelijk. Lotje van Lunteren, die een geweldig portret neerzet van een vrouw die de onmogelijke liefde tegelijkertijd recht in het gezicht probeert te zien én haar constant ontloopt. En Veerle van Overloop, de actrice die het stuk voor het gezelschap herontdekte, en die in de voorstelling als onmogelijke liefde al snel wordt afgeserveerd, en met een aan waanzin grenzende blijheid voortdurend tien verse eieren opbrengt, om er althans nog íets van te maken. Zonnekinderen is brisant zonder op geforceerde snelheid te mikken, ze is hilarisch zonder Theater-van-de-Lach koketterie. Uiteindelijk neemt dit ensemble je als kijker in de houdgreep van veel vragen: hún wereld wordt almaar kleiner, terwijl de wereld buiten uit haar voegen schuift. Wat doé je dan? Of doe je niks?

 

 

'Stand in' van Kas & de Wolf t/m 17 december in Arnhem, Leiden, Haarlem, Amersfoort, Amsterdam, Nijmegen, Breda, Groningen, Utrecht, Rotterdam en Den Haag. Inlichtingen: kadewe@worldonline.nl

 

De avond bevat enkele geniale uitvallen, goed voor een homerische schaterlach. Zoals die waarin het toneel wordt gekenschetst als één almaar uitdijende entiteit van toneelmakers met vrienden, kennissen en familie en vrienden van kennissen van familie, zodat op den duur het publiek overbodig is geworden: een soort Oostblok-economie - op de première bevestigd door de wel erg luide ons-kent-ons-lach van goede kennissen. Bovenstaande uitval werd overigens uitgesproken door een onderuitgezakte look-a-like van Kas, tegen de verzenuwde, bekkentrekkende en ijsberende dubbelganger van de Wolf. De heren Kas & de Wolf hebben namelijk geen zin meer in die lange toernees, ze zijn 'qua marktwerking' voor zichzelf begonnen (particuliere bewakingsdienst, een Sint&Piet-bedrijfje) en zoeken stand-ins voor hun theateract. Rutger Kroon doet Kas, Bas Jilesen doet De Wolf. Een gouden greep, tenminste zolang Kas & de Wolf in de buurt zijn om te corrigeren. Of in ieder geval aanwezig. Al is het maar qua stem. Zoals het moment dat Kas via een portofoon een witje in de voorstelling opvult met een voorgelezen college over het feit dat voor een rondreizend artiest een B&W te verkiezen is boven een Volkswagen. Ik ben niet zo dol op de oude-nieuwe-lulligheids-humor van Kas & de Wolf. Het zal een kwestie van smaak zijn. Ben meer van Fawlty Towers dan van Jiskefet - als dat onderscheid al iets betekent. Dat gezegd hebbend werd Stand in een mooie theateravond. Vooral door de manier waarop de originelen hun kinnesinne over het vak uitvechten over de ruggen van hun look-a-likes. En uiteindelijk toch weer in een kamelenpak belanden.

Om bovenstaande cryptische omschrijving te ontraadselen moet U de voorstelling gaan zien. Wat ik U overigens van harte aanraad. LZ

Home