Toneel

Fümms bö wö tää zää Uu!

 

Antoinette Jelgersma doet de Oersonate van Kurt Schwitters

 

Zoals dans alleen over dans gaat, gaat klank alleen over klank. De Ursonate van de Duitse dichter en beeldend kunstenaar Kurt Schwitters (1887-1948) is een klankgedicht, vol lettercombinaties en woordconstructies die alleen naar zichzelf verwijzen. Aan de 29 pagina's van het manuscript is tien jaar geschaafd en geboetseerd. Het is geen onzintekst, het is geen script met babybrabbel, het is een partituur. Dat moeten actrice Antoinette Jelgersma en componist Harry de Wit hebben gedacht, toen ze op het idee kwamen om Schwitters' Oersonate in 2004 uit te brengen in de stad waar het klankgedicht ruim tachtig jaar geleden (onaf nog) een soort van wereldpremière beleefde, Den Haag. Hun voorstelling is daar tot eind van deze week te zien.

Ik zat afgelopen donderdag te genieten. Naast Nederlands enige stemkunstenaar, een man die al een kwart eeuw leeft met Schwitters' Ursonate, en die het klankgedicht onlangs eindelijk op CD uitbracht: Jaap Blonk (afgelopen zaterdag deed-ie de laatste twee pagina's in het tv-programma Kopspijkers). Tijdens de voorstelling keek ik af en toe naar opzij. En ik zag de lippen van Jaap Blonk, heel minimaal, nauwelijks zichtbaar, bewegen - op het ritme van de actrice, nee, correctie, op het ritme van Kurt Schwitters, nou ja, misschien wel op het ritme van Jaap Blonk. Hij was na afloop té snel weg om hem daarover te bevragen. En misschien vond hij het wel he-le-maal niks. Teveel Jelgersma, vooral teveel De Wit, te weinig Schwitters, te weinig klank. En vooral: geen Jaap Blonk. Ik weet het niet, kan het me voorstellen. Het maakt ook niet uit.

De actrice Antoinette Jelgersma beweegt zich in deze Haagse Oersonate in een kleine ruimte die door componist/regisseur Harry de Wit (net zo'n klank-gek als Schwitters) is volgebouwd met instrumentaria: van kleuter-pianola's tot stofzuigermachines, van oude-grammofoon-burchten tot elektronisch geladen trek-trommels. Zelfs uit het eenvoudige gereedschap van een metselaar, twee vrijende troffels, klinkt muziek. Vol gratie en vaardig, balancerend op het strakke koord van de taaldanser die zoekt naar evenwicht tussen betekenis en pure speelpret, zwiert Antoinette Jelgersma door Kurt Schwitters' partituur. Meestal in deftig jacquet, eventjes in ondeugende Follies Bergères-jurk. Overal staan kleine muziekstandaardjes met pagina's Oersonate, die - na afwerking - achteloos op de grond worden geflikkerd. De actrice is verliefd geworden op deze partituur, ze trekt alles uit de kast om ons, publiek (iedere avond maar dertig naar de grens van ademloosheid gejaagde kijkers en luisteraars) ook verliefd te maken op deze speelse psychose. En het lukt haar.

Oersonate is teamwork van uitvoerders, uitvinders, klankgekken, bouwers en technici. Er is met liefde een entourage om Schwitters heen geconstrueerd, een grote zaal vol informatieve vitrines en borden, met de Ursonate in de oeruitvoering van Schwitters zelf op koptelefoon, en de partituur binnen handbereik, een inleiding (op mijn avond een beetje saai), en daarna Jelgersma's Aufförderung zum Klang. Het producerende Nationale Toneel zou wel gek zijn om deze veel te korte speelserie in het aankomende seizoen niét te verlengen. Dit dada-monumentje verdient een langere adem. RRUMMPFF TILLFF TOOOO! GRAAAAA!!! GRAAAAAAAAA!!!!!!

 

De Groene Amsterdammer, juni 2004

Home