Toneel
'Razen en tieren, en dan niks'
Het Toneelhuis speelt Macbeth (1)
- door Loek Zonneveld
Het lijkt wel een Shakespearejaar. Is niet zo. De Man van het (vorige) Millenium is op 23 april a.s. 440 jaar geleden geboren. Maar dat is een getal zonder feest. Hij blijft ook zonder feestmotief omnipotent aanwezig op de repertoires van toneelgezelschappen. De Vlaamse auteur Paul Pourveur beklaagde zich daarover, enkele weken geleden in een vraaggesprek in de Volkskrant. 'Theatermakers kennen aan Shakespeare's stukken een actualiteitswaarde toe die uit den boze is. Ze pretenderen dat zijn teksten uit de zestiende eeuw verklaren hoe machtssystemen anno 2004 in elkaar zitten. De onveranderlijke mens in een onveranderlijke wereld. Dat vind ik grof om te beweren.' Een Brechtiaanse hartekreet. Door een schrijver die van Brecht houdt. Dat was een schrijver die stinkjaloers was op Shakespeare. Ja, van die Shakespeare zijn we voorlopig inderdaad niet af. En op Paul Pourveur kom ik over twee weken terug. Nu: toch weer Shakespeare. Luk Perceval heeft in Het Toneelhuis (nog éven zíjn gezelschap, hij gaat binnenkort naar Berlijn) Macbeth geregisseerd, in een sterke bewerking door Gerardjan Rijnders. De produktie is alleen te zien in de mooiste toneelbonbonnière van de lage landen: de Bourla in Antwerpen. Bovenop de stoelen in de stalles en de parterre is een eindeloze loopplank gelegd, die reikt tot diep in het toneelhuis, tot tegen de achterwand, tot buiten, tot de Graanmarkt, waar je frieten met stoofvlees kunt eten bij eetcafé de Houten Clara. Het publiek zit op de balkons. De voorstelling opent met een hoosbui. Achterin staan de militairen Macbeth en Banquo, ze regenen tot hun onderbroek nat. Iets verder naar voren staan de drie heksen, die de gekte van de macht in Banquo en met name Macbeth gaan aanwakkeren. Het zijn spelers van Theater Stap uit Turnhout. Mensen die behept zijn met het syndroom van Down. De volksmond zegt: mongolen. Ze praten in zichzelf. We horen herhaaldelijk de zin 'het is een mooie jongen' - zangerig, bijna pesterig gesproken. Op het bovenste balkon wordt muziek gemaakt door een fanfare van jonge muzikanten. De hoosbui houdt op. Macbeth en Banquo lozen hun overtollig hemelwater. En cirkelen om de heksen heen. De promoties die deze heksen bij Shakespeare voorspellen (tot aan de hoogste toe, Macbeth wordt koning, de kinderen van Banquo zullen hem opvolgen), worden hier door de twee protagonisten ingefluisterd. De heksen reproduceren ze, zangerig, pesterig. De droom van de macht zit al in het hoofd van Macbeth. Drie uur verder zal hij dat, vlak voor zijn einde, uitspreken: 'Al onze gisterens hebben idioten bijgelicht / Op weg naar stof en sterven / Uit nachtkaars, uit! / 't Leven is maar een flakkerende schim / Nen armzalige acteur / Die zijn uureke op het toneel tekeer gaat / Rondstapt en dan spoorloos verdwijnt / 't Verzinsel van nen debiel / Razen en tieren / En dan niks.' Zo speelt Wim Opbrouck Shakespeare's Macbeth: als een zombie die dromend zoekt naar een vorm van onsterfelijkheid. 'Achteruitkijkend vooruitlopen' noemt Luk Perceval dat. Macbeth vergeet het hier-en-nu: zijn vrouw en haar miskraam, haar verdriet, het roepen van hun dode zoontje in de nachtmerries van Lady Macbeth. De voorstelling Macbeth is een strak ritueel in drie delen. In het eerste deel wordt Macbeth zijn droom binnengezogen. Nadat hij off stage koning Duncan heeft vermoord, betreedt hij het speelvlak als bloedsnotterend monster. In het tweede deel is hij een moordmachine die alles bereikt wat hij wil. In het derde deel mag hij zijn zegeningen tellen: het kinderloze huwelijk. En bovenal: zijn sterfelijkheid. (wordt vervolgd)
De Groene Amsterdammer, april 2004
|