Toneel Blinde ogen in een dood gezicht Het Toneelhuis speelt Macbeth (2)
- door Loek Zonneveld
De eindeloze loopplank van glanzend hout loopt over de stoelen van de stalles tot diep in het toneelhuis. Wij kijken er bovenop vanuit de balkons van de Antwerpse Bourla-schouwburg. Ongeveer op de hoogte van de beste parterreplaatsen staat een aambeeld. In het eerste deel van Macbeth (bewerking: Gerardjan Rijnders, regie: Luk Perceval) staat in dat aambeeld een groot zwaard geprikt. Het staat fier recht, symbool van het grote moorden, de bloedige weg naar de macht. Na de pauze is het zwaard weg. Het aambeeld dient nog slechts om om op te liggen of tegenaan te leunen. Het is vooral de ruggesteun van Lady Macbeth. In Shakespeare's Macbeth dwalen de koning en zijn Lady steeds meer van elkaar weg: hij in een martelende slapeloosheid, tot zijn liezen strompelend in een door hemzelf veroorzaakt bloedbad, zij slaapwandelend in permanente aanvallen van smetvrees, wegwassend het bloed dat niet meer weg wil. Om hen heen vliegt de staat in brand en rukken de vijanden op. De geruststellingen van de heksen verworden tot nachtmerries: bossen wandelen, tegenstanders blijken niet uit een vrouw geboren. In Gerardjan Rijnders' bewerking is dit alles teruggebracht tot het ritueel van de tweezaamheid, scènes uit een huwelijk van twee uitgebluste mensen die koningsmoord en machtswellust zochten ter compensatie van de leegte in hun leven, een vreugdeloze dialoog. Macbeth: Dus we zijn alleen maar twee? Lady: Twee wezen / Die elkaar hebben geadopteerd. Macbeth: Broer en zus? Lady: Alles waar een familie uit kan bestaan. (...) We zijn alleen. / We zijn samen alleen. / Twee paarden voor een rouwkoets. / Twee blinden ogen in een dood gezicht.' Wim Opbrouck (Macbeth) als een snuivende, spugende sukkelaar en Els Dottermans (Lady) als een van stil naar staccato schakelende kenau - ze beheersen de scène in dat keelsnoerend mooie tweede deel. De buitenwereld komt af en toe binnengerend in de persoon van Macbeth's vertrouweling Lennox (Kristien de Proost) met allengs slechter nieuws. We horen in de verte de oprukkende jongensfanfare (door Macbeth aangeduid als 'centrifuug'). Maar verder is er slechts dat stel, met verhalen over gruweldaden en miskramen, rouw over kinderloosheid, troosteloze seks. Gerardjan Rijnders, de auteur van kamerspelen als Pickup en Mooi meet zich hier - net als eerder dit seizoen in Tim van Athene, ook naar Shakespeare, ook van zijn hand (toen in zijn eigen regie), ook bij Het Toneelhuis - met de metaforische textuur van de Engelse bard. Verschroeide aarde van wanhoopstaal. Tegen het eind heeft de Lady zich buiten beeld verhangen. Ze droeg immers meer de tragiek in zich van Oidipous' Iokaste dan van Lady Macbeth (die bij Shakespeare van de kasteeltransen springt). Haar dood moest ook een ritueel zijn. De dood van haar man wordt een dodendans, een choreografie op de laatste ademtocht. Hier pakt Luk Perceval nog eens groots uit. Terwijl Macduff (Ariane van Vliet) langzaam nadert, vecht Opbrouck's Macbeth met de op en neer bewegende toneel-'trekken', de horizontale stangen waaraan normaal licht hangt of gordijn. Nu zijn ze naakt en dansen pesterig voor Macbeth, ze maken zijn speelruimte kleiner en kleiner, Macbeth reducerend tot wat hij daarstraks voorzegde: 'Nen armzalige acteur / Die zijn uureke op het toneel tekeer gaat / Rondstapt en dan spoorloos verdwijnt.'
De Groene Amsterdammer, april 2004
|