Theater

 

Containertheater

Holland Festival 2004

 

- door Loek Zonneveld

 

Op afstand het meest originele idee van de Holland Festival-staf & directie is Opera in het Oosterpark. Zeker dit jaar. Riccardo Chailly's afscheid van de Nederlandse Opera, Verdi's Don Carlo (met de Mexicaanse heldentenor Rolando Villazón in de titelrol en Willy Decker als regisseur) leverde zo'n overweldigende voorstelling op, dat het Muziektheater in minder dan geen tijd volledig uitverkocht was. Voor de mensen die naast het net visten en voor de mensen die geen kaartje voor de opera kunnen betalen, stond twee avonden een groot beeldscherm in het Amsterdamse Oosterpark. Zo konden velen gratis meekijken naar de (ondertitelde) voorstelling. De eerste avond dreigde te verregenen, de opera-liefhebbers (en voetbal-haters, Tsjechië verschalkte die avond Oranje) lieten zich niet uit het veld slaan. De televisieregistratie van Don Carlo is overigens komend najaar op de televisie te zien.

Op afstand de meest benepen theaterkritiek op een Holland Festival-produktie werd ondertekend door Trouw-kritika Hanny Alkema, als reactie op Peter Sellars' The Children of Herakles, de openingsvoorstelling van het festival. In haar recensie (7 juni jl.) beticht ze de regisseur van genant effectbejag, het misbruiken van asielzoekers als trofeëen van zieligheid in een tragedie van niks, een terugval naar 'het vormingstheater van de jaren zeventig, toen het minder om stuk of voorstelling dan wel om de boodschap ging'. Alkema: 'Peter Sellars misbruikt zijn positie als bekend theatermaker om het publiek aapjes te laten kijken, en al twee jaar lang hobbelen theater- en festivaldirecteuren daar knikkebollend achteraan, blij dat ze een project met randprogrammering en al in de schoot krijgen geworpen. Politiek geëngageerd? Ammehoela.' Ik heb met een zaklantaarn tussen de regels naar de argumenten van mevrouw Alkema gezocht. Niet gevonden. De vooroordelen druipten ondertussen van de regels af. Een treurige afrekening in het milieu van babyboomers.

 

Op afstand de meest bijzondere voorstelling van dit Holland Festival was Insideout van choreografe Sasha Waltz, op muziek van Rebecca Saunders, in een toneelbeeld van Thomas Schenk. In Docklands, een grote fabriekshal in het westelijk havengebied van Amsterdam, wandelde het publiek een soort dorp binnen. In het midden een bouwwerk met trappen, verdiepingen, kleine en grote kamers, vitrines. Daaromheen een glazen huis, een aluminium caravan, een hoge etalage. Afgezien van een moment op driekwart van de voorstelling, biedt Insideout geen dwingende publieksopstelling. De toeschouwer dwaalt door een dolgedraaide wereld, kiest zijn eigen focus. Waarschijnlijk is deze produktie tien tot twintig keer te bezoeken, met tien tot twintig verschillende kijkervaringen. Ik werd als door een magneet aangetrokken door een in shabby kostuum geklede jongen, die bovenop een object dat nog het meest weg heeft van een reuze-pompoen (of een iglo, of een ruimteschip) met een schaar in een rode draad staat te knippen, en de resultaten van zijn geknip vluchtig wegblaast. Ik slenterde om hem heen, keek weer eens elders en keerde steeds terug, gefascineerd door dat stille knippen en blazen. Tot hij mij - met een paar anderen - bescheiden uitnodigt om ín de pompoen (of iglo, of ruimteschip) te komen. Hij heeft iets te vertellen. Over de maffe aap die in hem zit, die hem soms vreemd doet bewegen, over de krakende schoenen die hem doen denken aan zijn grootvader. Over die opa heeft hij een filmpje dat hij ons graag wil laten zien, op een kleine monitor, waarmee hij danst, waardoor het zicht op de grootvader voortdurend verandert (magía!). Een jeugdherinnering binnenstebuiten gekeerd. In de tijd dat ik in die pompoen zat, miste ik talloze andere beelden. Zo gaat dat in de wandeling door Insideout. Je mist van alles, en als je ergens blijft haken in een beeldreeks of in de uitgespeelde herinnering aan een eerste jazzballetles, of als een danser je weet te verleiden mee te kijken naar familiefoto's, dan weet je telkens niet wat je meemaakt. Je wandelt door autobiografieën. En door gektes. In het glazen huis, een soort doorzonwoning op caravanformaat, doet een vrouw het omgekeerde van wat sommige vrouwen soms doen: inplaats van vet eraf, vet erbij! Uit flessen vult ze haar panty's met zand, zaagsel, rijst? Ze wankelt, danst naar het grote huis, beweegt daar wanhopig gelukkig, wordt omarmd door tientallen handen die uit luikjes komen, die haar koesteren, dragen, en ondertussen plaatsen die handen kleine foto's in de muur.

En ja, dit is al vaak gedaan, zeggen sommige snobberige toeschouwers tegen elkaar, toeschouwers die Sacha Waltz' stille wens (dat men vooral kijkt, en alsjeblieft niet praat) met voeten treden. Maar dit is niet zomaar de zoveelste opgewarmde happening uit de jaren zestig of zeventig. Er zit systeem in deze chaotische waanzin, de afzonderlijke performances worden door filmprojecties op de muren met elkaar verbonden. En de handeling van Insideout neemt de toeschouwer in een dwingende wurggreep op het moment dat de dansers/performers (dertig zijn het er) elkaar en ons via megafoons dwingend beginnen te ondervragen. De voorstelling wordt op dat moment huiveringwekkend eng, de toeschouwers worden bij elkaar gedreven. We zien stukjes leven, absurde scènes gespeeld in vitrines van plexiglas. Een danser doet plastische chirurgie bij een vrouwelijke collega, door haar borsten te liften met plakband. Een nieuwslezeres met een op het gelaat bestorven glimlach wordt voor de camera doodgeschoten. Als je, zoals ik deed, ook dan blijft wandelen, zie je de achterkant van deze wrange etalage-scènes, het harde werken en het speelplezier, en dat wordt ook nog eens geprojecteerd op de wanden van de huizen. Insideout is een enerverend avontuur. Wie nog eens wil dwalen in dit woud van onalledaagse waanzin, zal naar Berlijn moeten, waar de voorstelling af en toe te zien is op het repertoire van de Schaubühne am Lehniner Platz, waar Sacha Waltz deel uitmaakt van de artistieke leiding.

 

Containerbouw is klaarblijkelijk trend in de decors bij onze Oosterburen. Alain Platel en zijn Les Ballets C. ('contemporain') de la B. ('Belgique') hebben voor de vorig jaar in Duisburg bij de Ruhrtriennale gemonteerde voorstelling Wolf een vracht containers op het toneel gezet, bedacht door containerbouwer-numero-uno, Bert Neumann, de vaste ontwerper van Frank Castorf, de chef van de Berlijnse Volksbühne. De constructie verwijst naar een afgetrapte koopgoot na sluitingstijd, een soort Hoog Catharijne maar dan tien keer erger, verzamelplaats voor vereenzaamde zelfkanters en hun eveneens dakloze dieren. Twaalf, voor een deel in de taal van doofstommen met elkaar communicerende performers uit vier continenten bevolken het podium, plus een negentienkoppig orkest van Klangforum Wenen, daarnaast twee sopranen en een mezzosopraan. En vijftien honden, die allemaal met naam en toenaam in het programma staan. Pumba is ongeveer het icoon van Wolf geworden, omdat overal weer die foto opduikt waarin danseres Raphaelle Delauney dit vlinderhondje parmantig in het decolleté van haar badpak heeft gestoken en zo een kangeroedansje doet. Er loopt een herder rond die Dracula heet en een van de golden retrievers draagt met trots de naam van Obi Wan Kenobi, de jedi-ridder uit Star Wars.

Een voorstelling van Alain Platel navertellen is even kansrijk als een sneeuwbal in de hel - of het nu om Bernadetje gaat, of Allemaal Indiaan of Iets op Bach, het zijn stuk voor stuk rijgkettingen van kleine verhalen die niet zozeer bij elkaar worden gehouden door een dwingend concept of een doorlopend verhaal van A naar Z, eerder door het humanistische mededogen waarmee Platel kijkt naar de schoonheid van de eeuwige verliezer. En de bodem waarop Wolf zwiert en kolk is bedacht door de beroemdste Wolfgang Amadeus ter wereld, want na Iets op Bach is Wolf iets, wat heet: veel op Mozart. Platel zegt aanvankelijk niks in Mozart te hebben gezien, is vooral gefascineerd geraakt door de relatie van de jonge Wolfgang tot zijn tirannieke vader, door de, deels erotisch-scabreuze correspondentie van de componist. Muzikaal is hij uiteindelijk als een blok voor Mozart gevallen door de aria Di scrivermi uit Cosi fan Tutte, hier als quintet prominent in de epiloog van de voorstelling.

Er wordt gemolesteerd, gevochten, geschreewd, getroost. Er is klassiek ballet met spagaat en spitzen, karaoke, breackdance en stepping. De Internationale duikt op, een malle parodie op dom nationalisme door het verbranden van vlaggen. Na een schier eindeloze rij nummers die op de rand van kitsch balanceren, begint de voorstelling te zinderen als een wonderschone pas de deux van een Vietnamees en een Afrikaan uitmondt in een adembenemend rauwe tutti van alle dansers. De voorstelling begint letterlijk te vliegen als een jonge vrouw luchtdanst aan een enorme lange lap, een circus-act die door Mozart's muziek dezelfde hallucinerende werking krijgt als de dans voor drie jongens en een botsautootje (op een cantate van Bach) uit Alain Platel's magistrale voorstelling Bernadetje. De tweeëneenhalf uur durende produktie (geen pauze) kent geen einde, want een enorme reeks slotnummers - alsof de makers maar geen genoeg konden krijgen van dé Wolfgang die hún Wolf werd en die zich tegen het einde mag meten met onder meer Celine Dion's A New Day Has Come. Een jurylid van het Berlijnse Theatertreffen, waar ik Wolf vorige maand zag, schreef dat men het beste naar de voorstelling kan kijken alsof je uit een raam naar de gebeurtenissen op straat kijkt. Laat je verrassen hoe uit chaos scènes ontstaan, en uit scènes chaos. Niks aan toe te voegen.

De Groene Amsterdammer, juni 2004

 

Home