|
Coen (Coenraad) Flink
1932-2000
- Loek Zonneveld -
Het was in het voorjaar van 1991 toen Anton de Goede, redakteur van de VPRO-gids, op bezoek ging bij de acteur Coen Flink. De aanleiding was een van de zeldzame parels in het Nederlandse televisiedrama: de zesdelige serie Bij Nader Inzien, geschreven door Jan Blokker en Leon de Winter, geregisseerd door Frans Weisz, een serie waarin Coen Flink een van de centrale personages speelde. Als interview-tip had Anton de Goede de uitdrukking opgekregen 'Van-het-toneel-verdwenen', en die uitdrukking had hij opgezocht in het etymologisch woordenboek. Daar stond: 'Zie Coen Flink, geboren in 1932, speelde in de jaren vijftig, zestig en zeventig hoofdrollen in stukken van Shakespeare, Schiller, Brecht, Tsjechov, etc., maar gaf er in 1979 jammer genoeg plotseling de brui aan.' Op de vraag van Anton de Goede naar het waarom van dat plotse stoppen met toneelspelen, antwoordde Coen Flink: 'Het toneelspelen tastte mij aan. Ik had het gevoel dat de mensen mij zaten op te vreten en dat ik zelf niets meer had.' Coen Flink is niet één maar twee keer opgehouden met toneelspelen, en de eerste keer leek de meest cruciale maar was veel eerder dan in 1979. In het midden van de jaren zestig, om precies te zijn in het seizoen 1965-1966, speelde Flink bij het Nieuw Rotterdams Toneel (in de regie van zijn vader Richard Flink) de titelrol in Luther van John Osborne, niet zo'n hele beste rol in niet zo'n heel best stuk. Over wat er toen gebeurde heeft Coen Flink later vrij openhartig gesproken. Eerst tegen Bibeb in Vrij Nederland (1972): 'Ik kreeg allerlei vreemde afwijkingen. Flauwvallen, panisch worden, bloedsomloopstoornissen. Ik dacht, ik kan m'n leven niet riskeren voor iets wat ik eigenlijk niet wil. Die Luther, had dezelfde cholerische aard, dezelfde afwijkingen. Moeilijkheden afreageren op z'n ingewanden, of flauwvallen van drift. Mijn vader had een stellage laten bouwen. Ik moest drie grote preken doen op die kansel. Tijdens de repetities was ik erop geklommen, maar tegen de première wist ik, als ik erop ga lazer ik naar beneden. Een hysterie waar je jezelf naartoe drijft. Doodziek. En mijn stem. Ik heb een stem van beton. Ik kan 48 uur aan één stuk door krijsen en die stem wordt niet aangetast. Nou opeens werd ik hees. Ik dacht, dat is fout, ik moet weg.' En in 1974 tegen Ischa Meijer, in de Haagse Post: 'Je staat daar uit te delen, je geeft almaar je gevoelens in bruikleen aan anderen. Je laat anderen je gevoelens hebben, dat is wezenlijk voor dat vak, en dan merk je dat je 't niet meer aankunt, hè, dat je eigen innerlijk zo op de achtergrond geraakt is, verlept, dat je put uit iets dat niet meer echt is, de dingen die je doet worden cliché's, sjablones.' Dat was het nominale resultaat van 'ongeveer een jaar of tien volkomen onnadenkend, met ongelooflijk veel vreugde toneelspelen'. Coen Flink deed nog twee rollen, keerde in het midden van de jaren zeventig nog twee keer op het toneel terug (in vrije produkties, onder meer met zijn neef Jules Croiset) en liet de plankieren in 1976 definitief achter zich.
In 1953 was het begonnen, met zijn eerste engagement bij de Haagse Comedie. De werkelijke start lag in 1957, toen Coen Flink (25 op dat moment) de eerste jonge Hamlet speelde, in de dubbele betekenis van dat adjectief: nog nooit had een acteur op die jeugdige leeftijd de Deense prins op de Nederlandse podia gebracht, en nog nooit was het elan van Hamlet zo jeugdig en fris gepresenteerd. In 1948 had de Haagse Comedie, in de regie van Eduard Verkade, Hamlet getoond zoals het publiek de rol toen graag zag: Paul Steenbergen (41 toen) speelde een melancholische dromer. In 1957 regisseerde Steenbergen Coen Flink totaal anders - getuige de kritieken moet de voorstelling (voor het eerst in de vertaling van Bert Voeten) een enerverende gebeurtenis zijn geweest. Jeanne van Schaik-Willing prees in De Groene van 26 oktober 1957 (onder de kop 'Bravo, Coen Flink!') de 'levendige, innemende en sportieve' rolopvatting: 'Zo jong dat hij nog geen eelt gevormd heeft, maar bitter lijdt door de ontdekking van de ordinairheid van het menselijk gedrag en toch ook al oud genoeg dat die eigenschap zich reeds tot tweede natuur bij hem ontwikkeld heeft, waardoor ik hem bij het soort der kunstenaars indeel.' Hamlet als 'Spieler'. De kritikus Gomperts was in het Parool enthousiast over de precizie in houding en gebaar van Coen Flink: 'In zijn eenvoud, zijn ernst, zijn oprechtheid kon men onvoorwaardelijk geloven.' Een beruchte anekdote wil dat Steenbergen de avond ná de première vlak voordat Flink op moest, tegen hem siste: 'En toch speelde ik 't mooier' - waarna enkele acteurs de regisseur bijna naar de keel vlogen. Coen Flink over dat incident (tegen Ischa Meijer): 'Mijn Hamlet was Pauls afscheid van Hamlet. En afscheid nemen van een rol doet een echte acteur verschrikkelijk veel pijn. Daar heb ik nooit last van gehad. Ik ben nooit zo'n acteur geweest. Ik was altijd weer blij dat 't afgelopen was. Op een gegeven moment, als ik zo'n rol vaak had gespeeld, dacht ik altijd: sodemieter op, nou weer wat anders, nou verveelt 't me.'
Coen Flink kwam uit een toneelfamilie. Zijn moeder Mieke Verstraete had veel toneelgeschiedenis in haar stamboom, zijn vader Richard Flink had al een lange loopbaan als acteur achter de rug toen hij in de naoorlogse periode een van de grote regisseurs (van zowel klassiek als modern, met name Amerikaans repertoire) en toneelleiders van dit land werd, in Rotterdam en Arnhem. Richard Flink regisseerde zijn zoon in memorabele voorstellingen, waaronder Het Zuiden van Julien Green bij Theater (1960). Coen Flink speelde daar de Amerikaanse luitenant Ian Wiczewsky die zich doodschrikt van de onverwachte gevoelens die bij hem worden opgeroepen na een ontmoeting met de jongeman Eric Mac Clure (een debuutrol van Eric Schneider). Vader en zoon Flink speelden ook vaak samen, zoals de burgemeester tegenover de nep-revisor in Gogols Revisor (in 1963 in Rotterdam, onder regie van Pjotr Sjarov). En het was Richard Flink die zijn loopbaan afsloot (vlak voor zijn dood in 1967) met een regie van weer een verjongde Hamlet, de destijds bejubelde 'slobbertrui-en-spijkerbroek' Hamlet in Rotterdam (met Eric Schneider in de titelrol). Coen Flink stond toen ongeveer op het punt afscheid te nemen van het toneel, waar hij volgens vader Richard nooit aan had moeten beginnen. Coen Flink (tegen Ischa Meijer) over zijn vader: 'Ik geloof (en daar ben ik pas veel later achter gekomen) dat hij het toneel in eerste instantie wel leuk vond, maar dat hij daar toch niet in kwijt kon wat hij zich in eerste instantie ervan had voorgesteld. Hij bleef altijd steken, 't ging altijd maar tot een bepaald punt, dan hield hij nog zoveel over waar hij geen raad mee wist. Hij schilderde zo mooi, hij schreef erg veel, dat heeft hij ook verpest, vernield, verpést. Hij was veel te intelligent om acteur te zijn. Ik denk ook dat hij op de een of andere manier met die intelligentie zát, dat niet kwijt kon, niet genoeg kwijt kon in ieder geval.'
Definitief afscheid van zijn publiek nam Coen Flink een week na zijn dood, toen de VARA-televisie de film Storm in mijn hoofd (scenario: Chiem van Houweninge, regie: Frans Weisz) uitzond. De film handelt over een vader (type: toneelbeest - Coen Flink) en een zoon die nooit acteur wilde worden maar koos voor 'de wereld van de stilte': zijn dove vrouw en het bestaan als doventolk, voornamelijk werkzaam met kinderen (een mooie rol van Pierre Bokma). De schrijver van het scenario heeft een van de basiswetten van een scenarist ('kill your darlings') wel erg met voeten getreden - de film handelt uiteindelijk over een toneelspelersechtpaar, en de overvloed van toneel-in-het-toneel-in-het-toneel werkt op den duur zeer vermoeiend. Maar wat Coen Flink in die film doet is wel monumentaal mooi en volgens mij ook tekenend voor zijn vakmanschap, dat twaalf jaar lang werd ontsierd door die irritant blafferige opa in de vre-se-lij-ke en dus verschrikkelijk populaire serie Oppassen! (die, zo deelt de firma Van Houweninge, Blue Horse Productions, ons per persbericht mede, binnenkort zónder opa Flink zal worden voortgezet). Het vakmanschap van Coen Flink zat niét in dat ontzielde buitenkant-acteren dat hij ons dertien zaterdagavonden per seizoen voorschotelde. Het zat in de detaillering, in de elegantie en in de binnenwerelden die met minimale middelen werden getoond. Er zit een scène in Storm in mijn hoofd, waarin Coen Flink zijn zoon toespreekt op zijn huwelijksdag. Hij probeert een beetje dovengebarentaal, maar dat gaat niet erg goed en zijn zoon springt in. Wat Flink daar (met Pierre Bokma aan zijn zijde) in alle eenvoud laat zien, getuigt van een zeldzame klasse. Het werken met Frans Weisz aan de prachtige televisieserie Bij Nader Inzien had Coen Flink in 1991, tegen de redakteur van de VPRO-gids Anton de Goede, al 'een verrukkelijk ruikend warm bad, waar ik af en toe in mocht' genoemd. Die twee, Weisz en Flink, moeten elkaar in het werk aan die serie echt gevonden hebben, dat kan niet anders. Het weerzien met Bij Nader Inzien, ter voorbereiding van dit herinneringsartikel, was een evenzeer weldadig bad. In de laatste aflevering zijn de vrienden van weleer voor de laatste keer samen, na de begrafenis van een van hen, in het huis van Paul Sr., Coen Flink in de rol van een bourgondische commissaris van de koningin. Die samenkomst levert een indrukwekkende confrontatie op tussen acteerkanonnen (met o.m. Rijk de Gooyer, Willem Nijholt, Annet Nieuwenhuyzen), waarin de bonhommie van Paul Sr. vrij constant wordt afgezeken en ook zijn vrouw Rosalie ('Lietje', een mooie rol van Anne-Marie Heyligers) van onder uit de zak krijgt. Het echtpaar trekt zich op een gegeven moment uit de 'intellectuele gedachtenwisselingen' terug in de slaapkamer, en dan volgt een korte scène, waarover regisseur Weisz in het VPRO-gids-interview van Anton de Goede zegt: 'Ik heb met hem een take gefilmd van ik denk zes minuten, met een close-up, waarin dankzij het talent van Flink de hele tragiek van Pauls huwelijk wordt blootgelegd.' En inderdaad, dat is een keelsnoerend mooie scène, prachtig geschreven trouwens, en gespeeld op het scherp van een steeds net-niet-ineenstortende relatie vol verkleinwoordjes, door Coen Flinks personage in aflevering twee treffend samengevat met de tekst: 'Wil je niet over vroeger praten. Zeker niet aan het ontbijt.'
Die scène ontstijgt huizenhoog het cliché dat verordonneert dat 'de camera van Coen Flink hield'. Die man hield gewoon zielsveel van zijn vak.
Coen Flink stierf op 29 juni 2000, 68 jaar oud.
Theatermaker, najaar 2000
|
|