'We zijn wel zeer welvarend maar geen echte beschaving'
 
Ze was lid van de Raad voor de Kunst, de voorloper van de Raad voor Cultuur. Een kunstadviseur van de 'oude' stempel, leerling van Jan Kassies: Elske van der Hulst

 
- door Loek Zonneveld -
 

Bij aanvang legt ze een stelling op tafel, via een citaat van de cultuurfilosoof Kees Vuyk: 'Kunst valt niet te plannen. Daarom moeten er aan de kunst ook geen doelen gesteld worden. Volledig vrij is zij daarom nog niet. Je mag aan kunst best eisen stellen. Niet in de trant van: stelt de kunst zich ten dienste van mijn doel? Maar eerder: is ze voldoende zichzelf? Maakt ze gebruik van de vrijheid die haar wordt geboden? Vult ze de ruimte die binnen de cultuur openstaat voor kunst? Als die vragen met ja beantwoord kunnen worden dan voldoet de kunst aan een behoefte. Maar op zo'n manier dat je dat pas op dat moment beseft. Omdat die behoefte pas ontstaat met deze kunst. Die ervaring is verbeelding. Daar hebben we de kunst voor nodig. Die kunst krijgen we pas als we het aandurven de kunst zichzelf te laten zijn. Het is niet erg wanneer de kunst afwezig is in het beleid, als dat beleid maar ruimte biedt aan afwezigheid.'
 
Elske van de Hulst: 'Ik vind zo'n uitgangstelling fundamenteel en helder. Haaks ook, in ieder geval haaks op het huidige kunstbeleid. Er is tegenwoordig steeds meer de tendens dat de overheid subsidie gaat gebruiken om kunst als het ware te bestellen: doe maar een tikje van dit en een ietsje van dat, hier een beetje leuker, daar een beetje meer voor de grote zaal, en vooral minder van dat experimentele gepreutsel. Een van de problemen van nu is dat de dialectiek, het debat zoek is. Er overheerst in de kunstwereld, ook bij veel makers, de neiging om eerst na te gaan wat eventueel haalbaar is, om daar vervolgens rekening mee te houden wanneer men op tafel legt wat men wil. De mensen die ik in de kunstwereld interessant vind (een minderheid) doen dat op een compromisloze manier nog altijd niet, en uiteindelijk kan het ook niet. Paul Kuypers besteedt in zijn boek In de schaduw van kunst een heel hoofdstuk aan het circuit van de kunstmanagers, de "tussenbewegers", die deze haalbaarheidsmarges, deze "dubbeldunk" organiseren, en daarmee een houding in de kunsten tot stand brengen die het produkt uiteindelijk diepgaand dreigt te beïnvloeden. Hij stelt terecht dat daartegen een gezond wantrouwen moet worden opgebouwd. Ik zie dat gezonde wantrouwen in het advies van de Raad voor Cultuur, Van de schaarste ende overvloed niet of nauwelijks terug. Leden van de raad zeiden al bij de vorige ronde, in 1996, dat hun advieswerk er vooral op is gericht te kijken naar 'wat onontkoombaar' is, wat ik vertaal als: we kijken er vooral naar of er genoeg mensen zijn die iets leuk vinden (afgeleid uit het "rapport" van de Volkskrant of uit de kijkcijfers). 'Onontkoombaar' is in die betekenis: dat wat vanzelf boven komt drijven. En dat is een onthullende en vrij onthutsende uitspraak. Subsidie is namelijk bedacht voor wat eventueel wel ontkoombaar is, maar toch essentieel voor culturele en artistieke evoluties. De Raad voor Cultuur dient de kennis en de inzichten te verzamelen over gewenste (of ongewenste) ontkoombare ontwikkelingen binnen een bepaalde kunstdiscipline. Het moet een kunstparlement zijn, geen afgeleide van een marketingbureau.'
 
Staatssecretaris Rick van der Ploeg heeft die 'onontkoombaarheid' zelf vooraf georganiseerd, door in zijn adviesaanvraag aan de Raad voor Cultuur een aantal koersdwingende bakens uit te zetten: jong, educatief, multicultureel, nieuw-voor-oud.
 
Elske van de Hulst
: 'Dat is wat ik de "bestelfilosofie" van de overheid noem. De Raad voor Cultuur had ervoor kunnen (en mijns inziens moeten kiezen) om die uitgangspunten in de uitzonderlijk lange en gedetailleerde adviesaanvraag niet te volgen. Vervolgens waren de voorschriften voor de mensen die geld wilden aanvragen ook al uitzonderlijk streng en lang en ingewikkeld, en niet door de Raad weersproken. Het heeft niet alleen een hoop papieren geleuter teweeggebracht (mensen die zich bij wijze van spreken nog nooit iets hadden afgevraagd over "publieksdoelen" en dat soort zaken, gingen zich dat opeens wel afvragen). Om vervolgens heel vaak in hun aanvraag met die sturende "bestelfilosofie" van de staatssecretaris mee te bewegen. Dat maakt de zaak er bepaald niet helderder op. En dat speelt zich allemaal af in een maatschappij waarin het sowieso niet helder is waarom kunst er is of moet zijn. We zijn wel zeer welvarend maar geen echte beschaving. We leven in een hoogkapitalistische maatschappij met een laag cultureel besef. Geld speelt een beduidend belangrijker rol dan andere beschavingswaarden. O ja, er kán van alles in Nederland, maar het moet niet te groot worden of te veel gevolgen hebben, want dan kan er opeens weer niks. Dat is een heel calvinistische instelling: het moet wel leuk en vooral klein blijven. Grootbrengen door kleinhouden, dat is eigenlijk een leidend beginsel in de hele Nederlandse cultuurpolitiek. Het summum daarvan kwam ik laatst tegen in een scriptie van iemand die voor kunstmarketing of culturele wetenschappen of zoiets studeerde. Hij had voor zijn scriptie uitgerekend dat kunst wel slecht betaald wordt, maar kunstenaars vinden hun werk meestal wel erg leuk om te doen. Dat genot noemde hij het immateriële inkomen, en dat is allemaal nog tot daar aan toe, maar hij had dat immateriële inkomen ook volgens een bepaalde matrix berekend, in guldens! Het genot van de kunstenaar ("ik heb van mijn hobby mijn vak gemaakt!") was in een marktkader geplaatst, omgerekend in geld dat je weliswaar niet verdiend hebt maar waar je wel lekker van geniet. De hele gedachte berust op pure fictie. Ten eerste is dat zgn. immateriële inkomen dus geen geld. Waar een ander - om een uitspraak van Jan Kassies te parafraseren - spaart voor een eigen huis of een auto, daar moet de kunstenaar het doen met een beetje genieten. Ten tweede is kunst maken helemaal niet alleen maar leuk. Het enige waar je de kunstenaar op kunt afrekenen is dat hij zijn vak uit vrije wil uitoefent, wat niet de gehele mensheid schijnt te doen.'
 
Wat heeft je in het Raad voor Cultuur-advies 'Van de schaarste ende overvloed' het meest verbaasd?
 
Elske van de Hulst
: 'Als ik bijvoorbeeld kijk naar de adviezen over de sector theater, dan vallen mij twee dingen op. Het bloed vloeit in de kleine zalen en bij de kleine groepen, ook: bestuurlijk is dat het makkelijkst, als je bij de grote gezelschappen gaat graaien levert dat alleen maar gedonder op met de stedelijke overheden, zullen ze wel weer gedacht hebben. Maar de kortzichtigheid waarmee kleine groepen worden opgeheven vind ik wel zorgelijk. Er wordt namelijk een hele generatie theatermakers weggevaagd, de makers die in de jaren zestig zijn grootgegroeid: Caroussel, Orkater, Grift, Discordia, BEWTH. Daar had iemand toch eens naar moeten kijken. Het is niet niks om een hele generatie die al dertig jaar serieus werk levert, essentieel is voor de ontwikkeling van de kunst en nog steeds van groot belang voor mensen die nieuw starten, in één klap van het landschap te vegen. Maar waar ik echt kwaad over geworden ben dat is de schmink die over dit advies is heengesmeerd: kijk eens hoeveel nieuwe initiatieven we op de landkaart zetten! Vrijwel geen enkele van die initiatieven krijgt voldoende geld om te kunnen doen wat ze willen doen. Dat vind ik echt schandalig, en ik hoop (al verandert er verder geen jota aan dit advies) dat dit op politiek niveau, via de Tweede Kamer, alsnog wordt rechtgetrokken. Want nu wordt er aan de voordeur goede sier gemaakt met "nieuw-voor-oud", terwijl er aan de achterdeur wat armoedzaaiersfooien worden uitgedeeld. Dat kan echt helemaal niet, het is minachting, laakbaar, onbehoorlijk bestuur, en een immens gebrek aan respect voor kunstenaars. Het is toch onbestaanbaar dat je pretendeert het niveau van de Nederlandse podiumkunsten te kunnen handhaven, terwijl je een generatie makers wegvaagt, en zij die ervoor in de plaats komen afscheept met volstrekt willekeurige bedragen. Dat is een aanslag in plaats van een nieuwe start. Ik vermoed dat het aldus is gegaan: wát gooien we eruit, wát levert dat op, wát kunnen we van dat geld aan nieuws honoreren? Precies zoals Van der Ploeg heeft gevraagd, heel slecht dus. Ze zijn gewoon gaan rekenen. En hebben er achteraf motieven bij bedacht, en suggesties: dan doe je toch van dat geld geen drie of vier, maar een of twee produkties per jaar, zoiets. Maar de Raad voor Cultuur mag in haar adviesronde niet de plannen van de aanvragers gaan "herschrijven". Daarmee gaat ze buiten haar boekje. Je kunt hooguit zeggen: wilt U een nieuwe begroting indienen, we hebben zoveel geld beschikbaar. En dan kan de groep daarop ja of nee zeggen. Vroeger gebeurde dat wel, dan werd een groep uitgenodigd met de vraag: kan het ook voor een lager bedrag? Dan creëer je een andere situatie dan nu. Nu is het een dictaat met een buitenkorstje van vrijgevigheid.
't Barre Land en Carina Molier - om twee voorbeelden te noemen - krijgen een zeer goede beoordeling op wie ze zijn en wat ze maken, maar hun reëele begroting wordt opeens als "wensbegroting" beschouwd, en ze worden vervolgens met de helft van de aangevraagde financiering naar huis gestuurd. Op deze manier valt er niet te werken. Wat ik overigens zorgelijk vind is dat veel van de nieuw gehonoreerde groepen vrij blij en opgelucht hebben gereageerd. Niet allemaal trouwens - 't Barre Land heeft scherp geprotesteerd, en terecht.'
 
De Raad voor Cultuur is voor het moment uitgepraat, de politiek is aan zet. Wat zou jij nu doen als je nu kroonlid van de Raad zou zijn?
 

Elske van de Hulst: 'Voor iedere kunstdiscipline een commissie of werkgroep oprichten, niet vanuit het besef: we zijn nu klaar, maar om het initiatief in handen te nemen. Het werk gaat nu beginnen, meteen. En over twee jaar, als er geen structureel geld te verdelen valt, brengt iedere commissie of werkgroep een rapport uit over de professionele ontwikkeling binnen die discipline. Over de raakvlakken, over wat werkt en wat niet, hoe het werk zich verhoudt tot de accomodaties, tot zijn voorgeschiedenis, welke richting het op gaat of gaan kan. Puur inhoudelijk, niks over geld. Dan heb je iets in handen om met de makers over te spreken. Dan entameer je werkelijke discussies, die niet meteen over iemands brood of over iemands baan gaan. En misschien creëer je zo een basis waarop je na vier jaar daadwerkelijk kan pleiten voor een verruiming van het kunstenbudget, inplaats van je dan opnieuw geheel te verplaatsen in de luimen van weer een nieuwe staatssecretaris (de politicus die regeert bij de waan van de dag, daar zul je namelijk altijd mee te maken krijgen). En dan heb je ook niet die zware last die in een zeer korte tijd op de schouders van een paar generalisten wordt gedrukt, die in relatieve haast veel te veel moeten doen en overzien. Zoveel geld kost dat niet om een aantal intelligente mensen iets intensiever en over een langere periode bij elkaar te laten komen.'
 
Over geld gesproken: wat vind je van het pleidooi van de Raad om meer rijksgeld in de kunsten te steken?
 
Elske van de Hulst
: 'Veel te laat natuurlijk. En slap. Wanneer je al begint om de begrotingen van de groepen die je kwalitatief interessant vindt met de helft te korten, dan neemt niemand zo'n pleidooi voor meer geld nog serieus. En wat dan nog: 35 miljoen gulden voor de kunsten erbij (als nederig gestelde vraag, niet eens als eis), wat is dat nou helemaal in deze tijd? Iedere maatschappelijke sector gebruikt de overvloed en de welvaart om verruiming van de budgetten als eis op tafel te leggen. Waarom doet de kunst dat zo minnetjes? Kunsten '92 is de enige club die dat consequent en iedere keer opnieuw vraagt: we moeten toe naar 1% van de Rijksbegroting voor de kunsten (de Jan-Kassies-norm)! Die uitspraak komt niet van de Raad voor Cultuur. Ik vind dat een verontrustend, aanpassend gedrag. Wat de toedeling van geldmiddelen betreft is er nog een aspect waar bijna niemand het op dit moment over heeft, maar waar we nog veel mee te maken gaan krijgen. Er is namelijk vrij veel geld over voor dat soort zaken als de WIK en allerlei werkgelegenheidsprojecten in de kunst. Maar dat geld wordt niet bij de kunstbegroting getrokken. Ik begrijp dat niet: het effect is hetzelfde (werk in de kunsten). Maar ja, de controle over die werkgelegenheidsgelden mag vooral niet teveel uit de kunsten komen (zoveelste voorbeeld van wantrouwen jegens de kunst), die moet van Sociale Zaken blijven - het zijn toch allemaal belastinggelden en het geld wordt wel geoormerkt voor kunstenaars. Ik zou zeggen: hou het simpel, alles uit één pot, maar dat mag klaarblijkelijk niet. De discussies daarover gaan we allemaal nog meemaken. Je zult nog meemaken dat in de nabije toekomst uit de kunstbudgetten gesubsidieerde voorstellingen niet kunnen worden afgezet omdat er een werk-ervarings-kunst-voorstelling tegenover staat. Het wordt echt een tweede circuit, die "Melkert-kunst". Op dit moment wordt aandrang op verruiming van de kunstbudgetten gedeeltelijk al afgehouden, onder verwijzing naar de hoogte van die werkervaringsgelden. Maar in dit onheldere kader, met al die verschillende loketten en bureaucraten, is dat een oneigenlijke discussie.'
 
Je noemde de voorganger van de Raad voor Cultuur, de Raad voor de Kunst, een 'kunstparlement'. Wat is daar nog van over?
 
Elske van de Hulst: 'Over de personele samenstelling heb ik het liever niet, daar kom je toch niet uit. Behalve dat ik het wel genant vindt dat de voorzitter van de commissie theater (tevens kroonlid van de Raad voor Cultuur - Petra Blok) een echtelijke relatie heeft met de topambtenaar op het Ministerie van OCW (Martin Berendse) die op basis van het Raadsadvies voor de staatssecretaris het beleid heeft opgeschreven dat hij dit najaar
in het parlement gaat verdedigen. Dat kan echt niet, dat hoort ook niet, dat is zelfs nog minder dan de schijn van onafhankelijkheid ophouden. En wat dat "kunstparlement" betreft, door steeds meer generalisten in de Raad toe te laten, bestaat een "kunstparlement" niet meer. De oprichting van de Raad voor de Kunst, vrij snel na de tweede wereldoorlog, is voor Nederlandse kunstenaars heel belangrijk geweest. Daar lag een beschavingsconcept aan ten grondslag, in de oorlog bedacht, vanuit de gedachte: we gaan het allemaal heel anders doen. De tumultueuze jaren zestig waren van dat beschavingsoffensief een soort herhalingsoefening, vanuit de schreeuw: jullie hebben er niets van terecht gebracht. Het was niet voor niks dat iemand als Jan Kassies, die uit die oorlogsgeneratie kwam, in zijn opvattingen en idealen zo naadloos aansloot bij de beweging uit de jaren zestig. Hem stond inderdaad een "kunstparlement" voor ogen. En zo werkte het ook heel lang. Ik ben er vrij jong ingekomen, als lid van de commissie die over de mime ging. En ik herinner me goed een anekdote die dat idee van de parlement-functie aardig illustreert. We werkten toen met de zogenaamde Klompé-regel (genoemd naar de christendemocratische minister voor cultuur uit de jaren zestig, Marga Klompé; LZ), die inhield dat er maximaal vijftig gesubsidieerde mime-kunstenaars mochten zijn. Toen we alle groepen inhoudelijk en kwalitatief hadden nagelopen kwamen we op zevenenzestig. Dat hebben we aan de toenmalige minister gemeld en die schreef terug dat dat niet kon. Daarna zijn we met de hele mime-commissie bij de minister op bezoek geweest, met als resultaat dat er een meerjarenplan voor de mime is gekomen, met een geleidelijke uitbreiding. Ik wil niet op de stoel gaan zitten van oma-vertelt en vroeger-was-alles-beter, het gaat mij om de basishouding van de Raad tegenover de overheid. Niet beginnen bij de aanpassing, maar een opening voor onderhandelingen zoeken. Een deel van onze vergaderingen waren ook openbaar. De discussies begonnen wel altijd subjectief, maar werden op den duur toch veel meer inter-subjectief, er was weerwerk, tegenspraak bracht ons verder. Het was ook allemaal niet zo vreselijk gewichtig, zo politiek. Om de zoveel tijd riep er wel eens iemand: "Kan ik dat wel voor mijn verantwoording nemen?". We waren niet met macht bezig, wel met verantwoordelijkheid.'
 
De naam Jan Kassies, pionier, sociaaldemocraat, kunstfilosoof, vijf jaar geleden overleden, is al verschillende keren gevallen. Hij stelde kunsten vaak op één lijn met de wetenschap. Spreekt je dat aan?
 
Elske van de Hulst
: 'Zeer! Als kunst zichzelf meer wil gaan respecteren zou ze zich eerder moeten spiegelen aan de wetenschap. De discussies worden in die wereld veel volwassener gevoerd. Bijvoorbeeld de discussie over de verhouding tussen het "bestel-model" en het zuiver wetenschappelijk onderzoek. De wetenschap discussieert op een veel helderder manier over de vraag of ze er alleen maar is om de industrie te voorzien van wat daar nodig is. In de kunsten bestaat er ook zoiets als zuiver artistiek onderzoek. Dat heb je ook nodig. Omdat je anders niet meer bent wat je bent. De discussie over dat "bestel-model" in de kunsten zou ook veel harder gevoerd moeten worden. Kunstenaars, en zeker in de toneelwereld, hebben toch al de neiging om snel op hun rug te gaan liggen en te weinig op hun strepen te staan: blijf ervan af met je poten, heb je er verstand van dan, denk je dat het gratis kan of zoiets?! De universiteiten stellen het vrij hard: zonder zuiver wetenschappelijk onderzoek zijn wij geen wetenschappers meer. De kunstenaars zouden iets dergelijks moeten zeggen. Dat zuiver artistiek onderzoek is in de kunsten ook aan te wijzen, maar er wordt niet hard genoeg voor geknokt. Wat je uiteindelijk op zijn best overhoudt is een soort human interest voor de kunstenaar. Maar dat is bij lange na niet genoeg. Kunst komt in onze westerse beschaving een soortgelijke plek toe als wetenschap.'
 
Theatermaker, 2000

Home