De Laatsten
Een rusthuis zónder herrie vol afgeschreven zestigplussers, een Russisch gekkenhuis dichtgemetseld met cynische schrapers, een sexbunker na de Derde Wereldoorlog. Ziehier de lokaties voor drie toneelprodukties waarmee 1999 werd afgesloten. Loek Zonneveld bezocht 'de laatsten'.
Het was een publiciteitsstunt door de PR-afdeling van Toneelgroep Amsterdam: de ruim veertig voorstellingen van Mooi weer vandaag (David Storey) zouden 'een unieke gelegenheid' zijn om 'deze vier acteurs - die de pensioengerechtigde leeftijd naderen - nog een keer samen op het toneel te zien.' En dat hebben deze vier acteurs, Joop Admiraal, Jacques Commandeur, Kitty Courbois en Sigrid Koetse, geweten: de media hengelden massaal naar interviews met het kwartet. En van Ontbijttelevisie tot Ophef & Vertier, van Algemeen Dagblad tot Het Parool werd het viertal niet moe te verklaren het maar onzin te vinden, van dat 'afscheid'. Weliswaar gaan Koetse en Commandeur in 2000 met pensioen (Admiraal en Courbois volgen in 2002), maar dat betekent slechts dat ze niet meer vast aan een gezelschap verbonden zullen zijn. Met elkaar spelen zullen ze nog vaak: ze zijn immers - ondanks, of misschien wel juist dankzij hun verschillende theaterloopbanen - op een mooie manier aan elkaar gewaagd geraakt, met name in die dertien jaar Toneelgroep Amsterdam, waaraan door de aanstaande wisseling van de wacht (Ivo van Hove op de plaats van Gerardjan Rijnders) nu een eind komt. Mooi weer vandaag speelden ze al eerder, in 1993, toen ook in de regie van Titus Muizelaar. Maar deze produktie is geen reprise. Zes jaar geleden trokken Admiraal, Courbois, Commandeur en Koetse langs een circuit van kleine tot zeer kleine zaaltjes, met een 'decor' van wat stoelen en een tafel. Nu gaan ze tweeënveertig keer 'de grote bak' in, in een heus decor (Paul Gallis) en vooral op een andere manier. Mooi weer vandaag II is een geheel nieuwe voorstelling geworden. David Storey's Home (uit 1970) speelt in een gesloten psychiatrische inrichting. De structuur van het stuk is vrij eenvoudig: twee mannen (Max en Arnold) komen op en praten wat met elkaar. Daarna gaan ze een stukje wandelen en betreden twee vrouwen (Cathrien en Greta) het speelvlak. Ook zij praten wat en gaan weer af. Er is een derde man (Fred, een stuk jonger dan de rest). Hij zwijgt voornamelijk en sjouwt met stoelen. Dan komen de vier oude personages bij elkaar en ontspint zich een web van vrij groezelige en voornamelijk onderhuids uitgespeelde conflicten en conflictjes. Er is nauwelijks een verhaal. Hoogstens flarden krijgen we te zien van deze verwaaide, moegebeukte en kapot getreiterde mensjes. Max is een eenling die rondtobt met een minderwaardigheidscomplex en ver weggedrukte homoseksualiteit. Arnold laat zich voorstaan op een ponteneur dat zo bol staat van opschepperijen dat geen sterveling meer weg weet in het doolhof van zijn 'verhaaltjes'. Hij is waarschijnlijk opgesloten omdat hij in het geniep foezelde met kleine meisjes. Cathriens massages van haar pijnlijke benen zijn net zo hysterisch als haar koketterieën met mannen. En bij Greta zit de levenspijn zo diep dat ze er stijf als een plank en incontinent van is geworden. Bij Fred (een grotendeels zwijgende rol) is een stukje van zijn hersens 'weggehaald'. Met wat-ie over heeft poseert hij als het type sportschool-uitsmijter. Maar zelfs met een simpel klapstoeltje raakt hij in een onontwarbare kluwen. De tekst van Mooi weer vandaag bestaat uit een wagonlading dooddoeners in de trant van 'Oh ja' en 'Zeg dat wel', vermengd met in azijnzuur gedrenkte steken onder de gordel. Het stuk is een vaderlandse toneel-legende geworden door een voorstelling uit 1971. Dat is een typische toneel-encyclopedie-zin en hij klopt ook niet. Achtentwintig jaar geleden werd het stuk gespeeld door de Haagse Comedie (regie: Karl Guttmann). Met Myra Ward, Anny de Lange, Ko van Dijk en Paul Steenbergen, een bezetting die zó goed was en een voorstelling waar zó Himalaya-hoog tegenop werd gekeken, dat niemand zich daarna nog aan Storey's tekst waagde. Zeer onterecht, zoals zes jaar geleden al bleek en nu nog veel meer. Toneel-legenden bestaan immers alleen in toneel-encyclopediën. Een voorstelling is na iedere toneelavond op zijn mooist vervluchtigd tot een gekoesterde ontroering en na elke serie voorstellingen gewoon helemaal weg. Van die Haagse Comedie-voorstelling resteert nog slechts een kwartiertje grammofoonplaat. De vergelijking tussen deze versie van Mooi weer vandaag en dat geconserveerde kwartiertje uit de vorige illustreert dat een voorstelling ook nooit een legende kán worden, omdat iedere nieuwe poging een tekst gestalte te geven haar eigen kijkcode, dictie, speelstijl en ontroering creëert. Neem de openingsdialoog tussen Arnold en Max (waar dat kwartiertje grammofoonplaat met Ko van Dijk en Paul Steenbergen uit is gesneden). Arnold is hier voortdurend aan zet. Hij grossiert in kalenderwijsheden. Zo motiveert hij zijn beslissing om geen geestelijke te worden aldus: 'Het hoe en het waarvoor, dat heb ik altijd wel kunnen snappen. Maar het waarom heb ik nooit begrepen. Ik vond het tijd verknoeien. Het leek me beter om het over te laten aan mensen die het niks kon schelen.' Arnold sluit de dialoog aan het begin van het stuk ongeveer af met de volgende tekst: 'Je werkt, je kijkt om je heen, je ontmoet mensen. Maar van een werkelijk contact komt weinig meer terecht. Eigenlijk helemaal niets.' (Arnold lacht) Ko van Dijk speelde dat soort zinnen destijds voor zijn doen vrij ingehouden, maar vulde ze toch met een artistocratische bonhomie, met af en toe een raak geplaatste bulderlach en soms een timing die welbewust mikte op de publiekslach, die ook altijd kwam. De Max van Paul Steenbergen zette daar bijna fluisterend en hees enkele 'heldendaden' tegenover (het bijna veroorzaken van een auto-ongeluk, of de observatie van een jongen die uit een uitkijktoren viel), maar Steenbergens timide timbre (superieur, typisch Haagse School) werd voortdurend gevloerd door Ko van Dijks gemene 'O ja?' en 'O jee!'. Samen maakten ze kamermuziek die bijna niet meer van deze wereld leek. Jacques Commandeur heeft daar (in een interview in het Algemeen Dagblad) een mooie observatie over: 'Ko van Dijk behoorde tot een generatie die voor de oorlog had meegemaakt hoe acteurs met de nek werden aangekeken. Uitschot waren ze toen. Kermisklanten. Na de oorlog hebben ze met succes gezorgd voor een verandering. Toneelspelers waren opeens de nieuwe aristocratie van Nederland.' Commandeur noemt de cast van deze versie van Mooi weer vandaag 'een stuk aardser'. En dat is in meer dan een opzicht in de roos. Zo onaanraakbaar als Van Dijk en Steenbergen indertijd waren, zo tastbaar en concreet zijn Admiraal en Commandeur hier. Ze spelen ook consequent de situatie van deze stille en soms verdrietige komedie. Arnold waant zich constant boven, Max gaat steeds als vanzelf onder liggen. Van het sleutelzinnetje in de briljante openingsscène (Arnold: 'Hoelang woon jij hier dan al?') maakte Ko van Dijk dertig jaar geleden een tragisch beladen vraag, voorzichtig gesteld met afgewend hoofd. Commandeur speelt de tekst hier met een priemende noodzaak: ik wil nú weten hoe lang jij al tot deze uitzichtloze ellende bent veroordeeld. De logica van zo'n zin lijkt zoek, hij komt uit de lucht vallen, de heren overvallen elkaar met harde overgangen. Bij de vrouwen is dat concrete spel vol onverwachte schoppen onder de gordel zo mogelijk nog feller en niet minder schrijnend. De Cathrien van Sigrid Koetse ergert zich continu, en speelt die ergernis vol uit door iedere milimeter van haar tekst uit te buiten, zonder te pompen of te schmieren. Koetse noemt haar spel zelf 'groot', ze confronteert het publiek zonder mededogen met alle kanten van haar personage. Extravert is ook haar stijl, haar toneelafkomst, ze verloochent die niet, tovert ermee. De Greta van Kitty Courbois daarentegen is klein, introvert. Haar pijn is naar binnen gekropen, als een ziekte die niet meer te bestrijden is. Het harnas lijkt stevig, is broos. Courbois' Greta is een vogeltje dat nog een beetje leeft maar ook al bijna is opgezet (dat kan helemaal niet, maar op het toneel kan alles). De vier acteurs (met de goeddeels zwijgende Vefa Ocal als Fred aan hun zijde) en de altijd aanwezige maar nimmer opdringerige regie van Titus Muizelaar, ze creëeren in Mooi weer vandaag monumentjes voor de toneelcultuur waarin ze zijn opgegroeid en groot geworden. En samen bouwen ze een monument voor het zorgvuldig, precies getimed en soms bijna dierlijk acteren waarin het ensemble van Toneelgroep Amsterdam in de voorbije dertien jaar zo goed is geworden. Mooi weer vandaag is in veel opzichten een memorabele toneelgebeurtenis geworden. Geen toneel-legende, wel een prachtige voorstelling.
* * *
De publiciteitsafdeling van De Trust kondigt hun nieuwste voorstelling, De Laatsten (Maxim Gorki) in het persbericht als volgt aan: 'Aan de vooravond van de eeuwwisseling scherpt Gorki onze blik op een mogelijke toekomst - de steeds grotere tweedeling in de samenleving die ons te wachten staat. Een samenleving waarin de bovenlaag zich heeft teruggetrokken in een beschermde omgeving, waartegen de onderlaag zich met een toenemende onlust en geweld verzet.' Nog even afgezien van het belazerde Nederlands rijst hier meteen de vraag: hebben we iets gemist? Of is het departement van volksopvoeding van De Trust bezig ons met een paar onhandige pennestreken de voorstelling in te kletsen? De buitenkant van het Trusttheater aan de Amsterdamse Kloveniersburgwal (waar de voorstelling tot in maart is te zien) ziet er ook al zo vreemd uit: met die bont gekleurde vlaggetjes lijkt het gebouw een dependance van de bolsjewieken in een verregende Russische provinciestad. Maar ja, de sterren op de vlaggen zijn wit. Dus toch de mensjewieken? Laten we het er maar op houden dat de buitenkant van het toneelhuis de verbeelding moet voorstellen van wat ook de buitenkant van het stuk is: we schrijven 1905, op straat is de nieuwe tijd een tikje nerveus begonnen, met geskandeerde spreekkoren aanheffende radikalinkski's, die erop los schieten en aanslagen plegen. Mikpunt van de meest recente aanslag op de oude wereld is de politiechef Ivan Kolomizev. Er is een jonge dader gearresteerd, door Kolomizev persoonlijk aangewezen. Ivans jongste kinderen, Pjotr en Vera, weten zeker dat die jongen niks met de aanslag op hun vader te maken had, een overtuiging waarin ze worden gesteund door hun moeder, Sofja. Wanneer het bezoek wordt aangekondigd van mevrouw Sokolova, de moeder van de jonge radicaal die haar zoon komt vrijpleiten, begint Gorki's plot te lopen. Zal de politiechef zijn miskleun toegeven (en tegen een zoveelste déconfiture aanlopen), of zal hij de leugen doorzetten, hengelend naar een nieuwe baan als assistent hoofdofficier van justitie? Twee van zijn kinderen, de dienstklopper Alexander en de ambitieuze doktersvrouw Nadjeschda, geloven in het gelijk van vader Ivan, overigens meer op grond van eigenbelang dan op basis van feiten. De twee jongste kinderen schreeuwen een tikje hulpeloos om een daad van rechtvaardigheid. Het middelste kind, Ljoeba, gelooft helemaal nergens meer in. Maar zij is dan ook niet echt een kind van Ivan, maar een vrucht van een kortstondige verhouding tussen moeder Sofja en Ivans broer, de doodzieke intellectueel en financiële melkkoe van de familie, Jakov. Als tegen het eind de zieke leugens en het schraperig cynisme de familie Kolomizev totaal hebben overwoekerd, sterft de zachtaardige vredesstichter Jakov, kansloos, stil en door niemand opgemerkt. Sofja, die zojuist het ogenschijnlijk niet corrupte deel van haar nakroost melodramatisch om vergeving heeft gesmeekt, weet er niets anders meer uit te persen dan: 'Oh, God! Wat een verschrikkelijk leven ...'. Einde. Doek. De Laatsten (geschreven in 1910 en geïnspireerd op de 'eerste' Russische revolutie in 1905, het jaar waarin ook Gorki's bekendste roman De moeder zich afspeelt) wordt vaak gezien als een draak, maar dat staat nog te bezien. Toegegeven, de plot gaat nogal eens van-dik-hout-zaagt-men-planken en de geschetste personages hebben vaak de subtiliteit van een Black&Decker, maar als totaal biedt De Laatsten een trefzekere schets van een welgestelde familie onder revolutionaire hoogspanning. Het stuk heeft echter een subtiele nuancering nodig, en veel tijd. In het eerste excelleert De Trust de laatste tijd sowieso niet meer, en tijd heeft regisseur Theu Boermans klaarblijkelijk niet, of niet gehad. Hij gokt op snelheid, hardheid en de botte bijl. Het resultaat is een soort Russische Dallas met de fast-forward-knop constant in de aanslag en de volume-regelaar op standje tien. De vier bedrijven worden er in twee uur doorheen gejast. Aangezien bij De Trust niet de minste acteurs optreden levert dat bij vlagen prachtig toneel op. In het vierde bedrijf bijvoorbeeld, als de pressure-cooker op zijn heetst is, de tijdschakelaar zijn laatste minuten wegtelt en de bom op ontploffen staat. Wat er dan op de uit hard metaal opgetrokken speelvloer gebeurt is prachtig en spannend om mee te maken: een juweel van spelerschoreografie, volledig sufgelulde mensen die onder extreme druk het achterste van hun tong laten zien. Met daarna de fraaie anticlimax van een weinig heroïsch sterfbed en de valse berusting van de familie-oudste. Het probleem zit in de drie bedrijven die aan al dit moois vooraf gaan. Dat komt maar op, dat gaat maar af - om Gerardjan Rijnders' Liefhebber te citeren, en vrijwel niks dringt echt door. Alle hypocrisie en machteloze wanhoop wordt zo grof bij ons naar binnen gemasseerd dat althans deze toeschouwer op een gegeven moment verlangend ging zitten staren naar de in het decor verwerkte klok. Toegegeven, wat de duiding van het stuk betreft werd niets aan het toeval overgelaten. Wie toneel als panklare invuloefening zoekt komt bij De Laatsten volledig aan zijn trekken. Zeker, er zijn ook gedenkwaardige acteerprestaties. Halina Reijn is als de 'onechte' dochter Ljoeba een verademing van trefzekerheid en scherpte. Deze gebochelde Kassandra van de familie Kolomizev (het kind liep kort na de geboorte aan misvorming op nadat haar wettige vader haar in een dronken bui op de grond liet lazeren) is een oase van rust, net als de aan fauteuil, rollator en zuurstoffles gekluisterde Jakov (Bert Geurkink) en de met kalme beheersing opererende moeder Sokolova (Sylvia Poorta). Ze illustreren pijnlijk dat men in het land der blinden al snel die paar eenogen omarmen wil. De overige acteurs spelen ofwel alleen de buitenkant van het personage (en dan duren zelfs twee uur heel erg lang), ofwel ze tonen slechts dat Gorki ook zeer zuinig bepakte soappersonages kon schrijven (de handenwringende moeder van Anneke Blok bijvoorbeeld). Het middelpuntvliedende centrum van de voorstelling is Jappe Claes, die van de tiran Ivan Kolomizev een ziedende zuiplap maakt, en niet de lepe politicus die in zijn eigen huis de politiestaat wil creëeren die buiten de muren zo fel wordt bestreden. Al kijkend herinnerde ik me de voorstelling die de Duitse regisseuze Andrea Breth in het najaar van 1989 (ja, dát was nog eens een politieke repertoirekeuze!) in Bochum van De Laatsten maakte: twee keer zo lang, tien keer zo genuanceerd.
* * *
De publiciteitsafdeling van Toneelgroep Amsterdam had tegen het eind van het jaar nog iets speciaals voor het publiek: een raadsel. Ik citeer: 'Als er iets te vieren valt naar aanleiding van het millennium dan is dat hoogstens de 2000ste verjaardag van het Christendom. Daarom vindt Toneelgroep Amsterdam Heiner Müllers Kwartet een uitgelezen stuk om eind 1999 te spelen.' Het zal diepzinnig bedoeld zijn, maar ik snap hem niet. Of betreft het hier een verwijzing naar Cholderlos de Laclos' brievenroman Les Liaisons Dangereuses (1782), waar Müllers Kwartet op is gebaseerd? Laclos was een dubbelzinnig moralist, in die zin dat hij in zijn brievenroman 'Liaisons' het kwaad tot maat van alle dingen verhief, als een verkapte aanval op de voze hypocrisie onder de klamme corsetten en de zweterige pofbroeken van het pre-revolutionaire adeldom. Kwartet van Heiner Müller gaat echter verder dan dat verkapte moralisme. Het is een eindspel (locatie: bunker na de Derde Wereldoorlog) waar goed en kwaad als morele categoriën niet meer tellen. Het is een spel van intriges waarin de Markiezin de Merteuil en Vicomte de Valmont hun aftakeling bezweren. Ze spelen zichzelf, elkaar, en ook nog eens twee dames, een kwezel en een maagd. De man is machteloos tegenover de seksualiteit van de vrouw, hij strompelt (om Müllers andere veel gespeelde tekst, Hamletmachine te citeren) 'van gat tot gat in de richting van het laatste gat'. De vrouw 'stoot kinderen uit tegen de opmars der wormen', en baart daarna alleen nog maar verbaal en feitelijk gif. Merteuil: 'U bent niet te koud voor de hel, als ik op onze spelletjes in bed mag afgaan. Zó goed liegt geen vlees jonger dan veertig. En wat het plebs zelfmoord noemt is de kroon op de onanie.' De markiezin is oppermachtig, zij doodt de graaf. Maar zíj speelt op dat moment hém, en hij is eindelijk vrouw geworden, terwijl hij sterft als zichzelf: 'Overigens ben ik nog steeds ingenomen met mijzelf. Dat onaneert nog met de wormen.' Merteuil beantwoordt het koude sterven met de slottekst: 'Dood van een hoer. Nu zijn wij louter kanker, mijn geliefde.' De voorstelling door Toneelgroep Amsterdam, regie: Gerardjan Rijnders en Lineke Rijxman, spel: Marieke Heebink (Merteuil) en Gerardjan Rijnders (Valmont), is een proeve van eenvoud. Een schaars belichte, zwarte ruimte, naar achter toe steeds benauwder. Voorin een stoel (rug zaal) en een tafeltje met wijn en twee glazen. Achterin een chaise-longue met een rood-fluwelen kleed erover gedrapeerd. Daar opent Heebink het kwartetspel in haar eentje, de grijze kimono glijdt langzaam van haar naakte lijf. Rijnders kijkt vanachter het tafeltje toe, gehuld in een blauwe kimono. Langzaam naderen ze elkaar, spelen hun spel, jongleren met prachtig sarrende volzinnen, ontkleden zichzelf en elkaar, eindigen in een lang volgehouden pose, gestileerde afdruk van copulatie en kortstondige seksuele bevrediging, een pose die eruit ziet als een piëta (toch een verwijzing naar het christendom?). De met een zinnelijk genot gespeelde teksten en de eenvoudige elegantie in gebaren en houdingen lijken net twee sporen van eenzelfde band - ze lopen naast elkaar en kunnen afzonderlijk genoten worden. De woorden en zinnen zijn de dragers van inktzwarte mededelingen, de sierlijkheid van de lijven vertelt een eigen verhaal. Kwartet is daarin ook een theatraal statement van auteur/acteur/regisseur Gerardjan Rijnders: spelen en regisseren is in de allereerste plaats vorm, een credo dat hij eerder dit seizoen weldadig helder presenteerde in Corneille's De Cid. In Marieke Heebink vindt Rijnders een goede partner, zoals een aantal jaren geleden al eens gebeurde in het maar kort gespeelde Orgie van Pasolini, ook zo eenvoudig, koud, kil en keelsnoerend helder. Dat Heiner Müller, met zijn nadruk op de schoonheid van de vorm als een utopie die kracht kan schenken, in Rijnders een geestverwant heeft gevonden, wisten we al sinds die andere, door de artistiek leider van TGA gespeelde Müller-tekst: Beeldbeschrijving. Misschien een idee om die tekst en Kwartet verderop in het seizoen nog eens gecombineerd te herhalen. Deze bescheiden voorstelling (een klein uur) is nu al meer dan de moeite waard om de gang naar het theater te wagen. Ook zonder de flauwe verwijzing naar het jarige christendom.
Loek Zonneveld
De Groene Amsterdammer, 1999
|